Lokale heffingen

In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is bepaald dat de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste bevat:

  • de geraamde inkomsten;

  • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt:

    • hoe bij de berekening van de tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd, zodanig dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden;

    • wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • de beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

1.1 Beleidsuitgangspunten

Belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk tarievenbeleid zijn:

  • De Nota Lokale Heffingen;

  • Het toepassen van een jaarlijkse indexering;

  • Rekening houden met de areaaluitbreiding;

  • Het daar waar mogelijk hanteren van maximale kostendekkendheid.

1.1.1 Indexering

In de Kadernota 2023 is als uitgangspunt neergelegd dat wordt uitgegaan van een index van 1,3% op inkomsten en 3,9% voor de uitgaven. Voor de onroerende-zaak belasting voor woningen en niet-woningen wordt voor 2024 de prijsindex van het CPB van 3,8% gehanteerd, conform Raming concept Macro economische verkenning 2024 van augustus 2023. Voor de retributies (gemeentelijke diensten tegen betaling zoals de leges) geldt als uitgangspunt dat deze tarieven maximaal 100% kostendekkend zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de index op uitgaven van 3,9%.

Bij de jaarafsluiting 2022 was het taakveld afvalinzameling nagenoeg kostendekkend. Vanaf 2023 zijn de kosten echter sterk gestegen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn een nieuwe Cao (+10%) en hogere kosten voor materialen en diensten (+6%). Hierdoor is de DVO-bijdrage aan Avalex met ruim 6% is verhoogd. Om deze hogere lasten af te dekken wordt het tarief voor Afvalstoffenheffing verhoogd met 6,5%. Voor een meerpersoonshuishouden betekent dit een stijging van € 24,89.

Sinds de vaststelling van het GRP 2022-2025 is de rekenrente voor de gemeentelijk begroting verlaagd van 1,5% naar 0,5%. Daarnaast heeft de vertraagde uitvoering van investeringen op rioleringen een positief effect op de kapitaallasten. Deze ontwikkeling hebben tot gevolg dat het tarief voor rioolheffing met 11% kan worden verlaagd. Dit betekent een daling van het tarief met € 24,20.

1.1.2 Areaaluitbreiding

De groei van het aantal woningen is voor 2024 vastgesteld op 352 woningen. Voor de onroerende-zaak belasting heeft dit ook tot gevolg dat de bouwgronden, die onder het niet-woningen tarief vallen, verder zullen afnemen. Het aantal woningen, inclusief de ondergrond worden voor het tarief onroerende-zaak belasting woningen aangeslagen.

1.2 Overzicht belastingen en heffingen

In de Gemeentewet en een aantal bijzondere wetten is geregeld welke heffingen (belastingen en retributies) de gemeente mag heffen.

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende gemeentelijke heffingen geheven:

  • onroerende-zaakbelastingen;

  • afvalstoffenheffing;

  • rioolheffing;

  • toeristenbelasting;

  • leges.

1.2.1. Geraamde opbrengsten belastingen 2024-2027

Onderstaande tabel en grafiek geven de geraamde opbrengsten voor de komende jaren weer.

Tabel 1.2.1 Geraamde opbrengsten

bedragen * € 1.000

2024

2025

2026

2027

OZB eigendom woningen

7.872

8.094

8.322

8.557

OZB eigendom niet-woningen

2.148

2.173

2.197

1.956

OZB gebruik niet-woningen

1.354

1.369

1.385

1.227

Leges

2.751

2.751

2.751

2.751

Afvalstoffenheffing

8.475

8.475

8.475

8.475

Rioolheffing

4.695

4.766

4.838

4.910

Hondenbelasting

0

0

154

154

Toeristenbelasting

213

216

219

222

Totale opbrengst

27.508

27.844

28.341

28.252

Grafiek 1.2.1 Belastingopbrengsten 2024

1.3 Landelijke ontwikkelingen

1.3.1 Veel bezwaren tegen beschikkingen WOZ-waarde

Jaarlijks stelt de gemeente ruim 24.000 WOZ-waarden vast door middel van het verzenden van de aanslagen gemeentelijke belastingen waarop de WOZ-beschikking is vermeld. Via de digitale belastingbalie worden de taxatieverslagen beschikbaar gesteld. In de periode van 6 weken na het verzenden van de beschikkingen hebben de medewerkers in totaal ruim 500 inwoners gesproken over de vastgestelde WOZ-waarde.

In het eerste kwartaal van 2023 zijn gemeenten en samenwerkingsverbanden geconfronteerd met een enorme stijging van het aantal bezwaren tegen de vastgestelde WOZ-waarden. Landelijk is dit bijna 300% van het aantal bezwaren die in 2022 zijn ingediend. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in de stijgende vastgoedmarkt. Maar ook het gebrek aan vertrouwen in de overheid en de bedrijven die mensen aansporen een machtiging af te geven om namens hen bezwaar in te dienen blijkt hier ook een belangrijke rol te spelen. In de jaren 2021 en 2022 werd in onze gemeente tegen ongeveer 450 WOZ-beschikkingen bezwaar aangetekend. In 2023 zijn tot het moment van het opmaken van deze begroting ruim 1.300 bezwaren ontvangen. Deze stijging ligt in lijn met het landelijke beeld. Ruim 97% van deze bezwaren betreffen woningen. Ongeveer de helft van deze bezwaren zijn ingediend door bedrijven die het indienen van bezwaar tegen de WOZ-waarden als hun kern activiteit hebben. Indien een bezwaar wordt toegekend verbeuren deze bedrijven de proceskostenvergoeding op grond van de AWB. Dit is gemiddeld € 750,- per bezwaarschrift. De stijging van de kosten die gepaard gaan met de behandeling van deze bezwaarschriften wordt gedekt uit de hogere begrote opbrengst OZB.

1.3.2 Omgevingswet en Wet Kwaliteitsborging bouw

Op 14 maart 2023 heeft de Eerste Kamer besloten dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking zal treden. Als gevolg hiervan treedt ook de Wet Kwaliteitsborging Bouw (WKB) in werking. Bij het onderdeel 'Leges' gaan wij hier verder op in.

1.3.3 Correspondentie via MijnOverheid

Al enkele jaren worden via de berichtenbox van MijnOverheid aanslagbiljetten verzonden. Inmiddels heeft ruim 45% (2022: 44%) van de belastingplichtigen zich hiervoor aangemeld. Zij ontvangen dus de aanslag gemeentelijke belastingen in de berichtenbox van MijnOverheid.

1.3.4 Benchmark woonlasten

Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) voert jaarlijks een benchmark woonlasten uit. Deze benchmark is opgenomen in de Atlas van de lokale lasten 2023.

Uit de benchmark blijkt dat onze gemeente bij de hoogte van de gemeentelijke woonlasten voor een meerpersoonshuishouden voor een eigenaar-bewoner in 2023 op rangnummer 233 (2022: 249) staat. Voor de huurder staat de gemeente Pijnacker-Nootdorp op rangnummer 324 (2022: 334). Rangnummer 1 heeft de laagste woonlasten. Met name door de verlaging van de rioolheffing zijn de woonlasten in 2023 nagenoeg gelijk gebleven aan die van 2022. De woonlasten in 2023 zijn met gemiddeld 0,001% gestegen voor de eigenaar-bewoner ten opzichte van 2022. Voor de huurder zijn de woonlasten licht gedaald met 0,1%. Landelijk ligt dit gemiddelde percentage op 4,8% voor eigenaar-bewoner en 3,2% voor de huurder.

1.4 Belastingvoorstellen 2024

De tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen worden later dit jaar door de gemeenteraad vastgesteld. In het voorstel voor de tarieven wordt uitgebreid ingegaan op de diverse belastingen en heffingen. Onderstaand een samenvatting van de belangrijkste voorstellen.

1.4.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)

Onder de naam OZB worden op basis van artikel 220 t/m 220h van de Gemeentewet drie belastingen geheven, namelijk:

  1. OZB van de eigenaren van woningen;

  2. OZB van de eigenaren van niet-woningen;

  3. OZB van de gebruikers van niet-woningen.

De belasting wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde, rekening houdend met vrijstellingen voor de heffing van de OZB. De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2024 worden de onroerende zaken gewaardeerd naar waardepeildatum 1 januari 2023. De marktanalyse geeft aan dat de marktprijzen, zoals die bekend zijn op 1 juli 2023, voor woningen een lichte stijging vertonen ten opzichte van vorig jaar. Voor niet-woningen blijkt dat er gemiddeld sprake is van een lichte waardedaling. De waardeontwikkeling is berekend ten opzichte van de waarden naar peildatum 1 januari 2022.

Voor de begrote opbrengst is uitgegaan van de prijsindex van het CPB van 3,8%, conform Raming concept Macro economische verkenning 2024 van augustus 2023 en een areaal-uitbreiding van 1,5% (352 woningen).

Er bestaat een relatie tussen de OZB en de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Eén van de maatstaven bij de verdeling van de algemene uitkering is de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit is gelijk aan de totale waarden waarover de gemeente OZB kan heffen, zowel voor woningen, als voor niet-woningen. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt dat 5,0 % van de OZB-capaciteit (het verschil tussen de vastgestelde tarieven en de artikel 12 FvW norm) onbenut blijft. Landelijk is dit percentage 1,8% (bron: waarstaatjegemeente.nl).

1.4.1.1. Ondernemersfonds

Tijdens de openbare vergadering van 25 november 2021 heeft de raad besloten tot het verlengen van het Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp met een periode van 5 jaar. Hiervoor worden de tarieven van de OZB op niet-woningen in de jaren 2022 tot en met 2026 verhoogd met 0,03% voor de eigenaren en 0,02% voor de gebruikers (€ 50,- per € 100.000,- van de heffingsgrondslag OZB. De gerealiseerde meeropbrengst, verminderd met de kosten van de OZB-verhoging op gemeentelijke panden, wordt jaarlijks als subsidie uitgekeerd aan de Stichting Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp.

1.4.1.2 De tarieven

Bij het aanbieden van de voorstellen tot het vaststellen van de tarieven voor 2024 worden de tarieven berekend naar de op dat moment bekend zijnde waardeontwikkeling.

1.4.2 Afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing wordt opgelegd aan degene die gebruik maakt van een perceel, waarvoor, als gevolg van artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Door middel van de heffing van afvalstoffenheffing worden de kosten van het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval doorberekend aan de inwoners van de gemeente.

Voor de afvalstoffenheffing is een actueel overzicht gemaakt van de kosten die volgens de huidige inzichten en de methodiek van kostentoerekening mogen worden betrokken bij een kostendekkende tariefstelling afvalstoffenheffing. Hierbij is uitgegaan van de concept dienstverleningsovereenkomst met Avalex. In de Nota Lokale Heffingen heeft de raad bepaald dat bij het taakveld afvalinzameling wordt gestreefd naar een 100% kostendekkendheid. Wettelijk gezien mogen de baten de kosten niet overstijgen, dus is 100% kostendekkendheid het wettelijk maximum. Uitgaande van de door de VNG uitgebrachte notitie kostenonderbouwing afvalstoffenheffing is het model kostenonderbouwing als volgt:

Tabel 1.4.2 Model kostenonderbouwing afvalstoffenheffing

Onderdeel

Activiteit

Toerekening

Inzameling

DVO Avalex

100%

Exploitatie inzamelmiddelen

100%

Straatvegen

25%

Straatreiniging

25%

Beleid

Personele kosten

100%

Perceptiekosten directe kosten

100%

Perceptiekosten uren

100%

Onderzoek en advies

100%

Overig

BTW verrekening

max € 1,1 mln

Kwijtscheldingen

100%

Overhead

100%

Vanaf 2023 wordt de subsidie van Nedvang voor het gescheiden inzamelen vergoed aan Avalex in plaats van de gemeente. Dit heeft tot gevolg dat de opbrengsten vanaf 2023 in de begroting van Avalex worden opgenomen in plaats van de gemeentelijke begroting. Op het taakveld afval worden hierdoor de begrote inkomsten van € 110.000 afgeraamd maar vallen de lasten (DVO Avalex) ook lager uit. Na actualisatie van de inkomsten met 1,5% areaal en 6,5% inflatie komt de kostendekkendheid voor 2024 uit op 99,5%.

De begrote opbrengst, kosten en kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing is als volgt:

Tabel 1.4.2.a Overzicht begroting afvalstoffenheffing

(bedragen x € 1.000)

directe kosten loon & mat.

directe kosten afdrachten

indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Netto opbrengsten

Kosten-dekkendheid

Afvalstoffenheffing

1.519

6.910

214

123

8.475

99,5%

1.4.3 Rioolheffing

De rioolheffing wordt geheven op grond van artikel 228a van de Gemeentewet. Rioolheffing is een bestemmingsbelasting en dient als bekostigingsinstrument van de gemeentelijke watertaken. Deze watertaken zijn het inzamelen, zuiveren en transporteren van huishoudelijk afvalwater, het inzamelen en transporteren van bedrijfsafvalwater en het inzamelen en verwerken van hemelwater. De kosten die hiervoor gemaakt worden, worden met de rioolheffing verhaald op de gebruikers van woningen en niet-woningen.
Het model kostenonderbouwing voor de rioolheffing is al volgt:

Tabel 1.4.3 Model kostenonderbouwing rioolheffing

Onderdeel

Toerekenen

Rekenkundig of zakelijk

Toelichting

Riolering algemeen

100%

R

Hoofdgemalen

100%

R

Rioolgemalen

100%

R

Vrijverval riolering

100%

R

Drukriolering

100%

R

Reparaties drukriolering

100%

R

Grondwater

100%

R

Lasten rioolheffingen

100%

R

BTW exploitatie

100%

R

BTW investeringen

max €250.000

R

Kwijtscheldingen

100%

R

Voorziening riolering

100%

R

[1]

Voorziening baggeren

75%

Z

[2]

Straatvegen

25%

Z

[3]

Overhead

75%

Z

[4]

[1] De egalisatievoorziening rioleringen (art 44 , lid 2 BBV) wordt ingezet om de meerjarige uitgaven / opbrengsten op het product te egaliseren waarmee een gelijkmatige tariefontwikkeling wordt nagestreefd.

[2] Voor het baggeren van de watergangen is een beheerplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de uit te voeren werkzaamheden hoofdzakelijk te maken hebben met doorstroming, berging en peilbeheer. De kosten worden voor 75% ten laste van het product riolering gebracht.

[3] De kosten voor het schoonhouden van wegen (veegkosten) dragen in belangrijke mate bij aan het onderhoud en de goede werking van de riolering. Er zijn nog geen metingen verricht naar de mate hiervan. Vooralsnog is een bijdrage van tenminste 25% op het product riolering reëel.

[4] Onder ‘overhead’ worden hier o.a. verstaan de personele inzet op product rioolheffing vanuit de disciplines: financiën, IDV, KCC, administratie, onderzoek & advies, meldpunt wijkbeheer, communicatie/PR, behandeling bezwaren (handhaving en heffing), cursussen/bijeenkomstkosten, lidmaatschappen, abonnementen/literatuur, etc. Het overheadbedrag wordt jaarlijks berekend, hiervan wordt 75% toegerekend aan het product riolering.

Ook voor de rioolheffing wordt in de begroting voor wat betreft de groei van het aantal objecten gerekend met het aantal bouwvergunningen van 2 jaar geleden (t-2).

De uitvoering van de gemeentelijke watertaken is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In februari 2022 is het GRP 2022-2025 vastgesteld.

Het tarief is een vast bedrag voor maximaal 400 m³ afgevoerd afvalwater. Van huishoudens wordt dit vaste bedrag geheven. Voor iedere 50 m³ afgevoerd afvalwater of een gedeelte daarvan boven 400 m³ geldt een opslag. Deze opslag geldt voor de zgn. grootverbruikers.

De begrote opbrengsten, kosten en kostendekkendheid is als volgt:

Tabel 1.4.3.a Overzicht begroting rioolheffing

(bedragen x € 1.000)

Directe kosten loon & mat.

Directe kosten afdrachten

Indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Opbrengsten

Kosten-dekkendhei

Rioolheffing

3.785

599

332

20

4.696

100%

1.4.4 Hondenbelasting

Tijdens de behandeling van de Kadernota 2022 op 7 juli 2022 heeft de Raad een motie (M3) ingediend ter afschaffing van de hondenbelasting voor de periode 2023, 2024 en 2025. Het college heeft besloten aan deze motie gevolg te geven, waardoor er in deze begroting geen opbrengst hondenbelasting is opgenomen. In de motie is tevens opgenomen dat in de Kadernota 2025 moet worden besloten of voor 2026 en verder de hondenbelasting eveneens moet worden afgeschaft. In deze begroting zijn de opbrengsten voor 2026 en 2027 meegenomen.

1.4.5 Toeristenbelasting

Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet wordt toeristenbelasting geheven van personen die verblijf houden binnen de gemeente en die niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn ingeschreven. De aanslag wordt opgelegd aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt. Voor 2024 is de opbrengst begroot op € 213.000.

1.4.6 Leges en kostendekkendheid van de leges

Leges worden op grond van artikel 229 van de Gemeentewet geheven ter zake van het genot van of vanwege het door gemeentebestuur verstrekte diensten. Deze diensten zijn zeer divers en zijn limitatief opgenomen in de legesverordening en in drie titels onderverdeeld, namelijk:

Tabel 1.4.6 Legesverordening

Titel 1

Algemene dienstverlening

Titel 2

Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet

Titel 3

Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn en niet vallen onder titel 2

De diverse leges die worden geheven worden voor 2024 allereerst met de inflatiecorrectie voor uitgaven verhoogd. De tarieven die van rijkswege worden bepaald of gemaximeerd, zullen meer of minder dan deze correctie stijgen. Daarna wordt de kostendekkendheid berekend. Indien de kostendekkendheid meer is dan 100% worden de tarieven aangepast. Binnen titel 1 en titel 2 is kruissubsidiering toegestaan tussen de verschillende hoofdstukken.

1.4.6.1 Titel 1 Algemene Dienstverlening

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 1 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1 Model leges titel 1, hoofdstuk 1 tot en met 4

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten:

Receptie

65%

Administratie

90%

Burgerlijke Stand

90%

Balie burgerzaken

90%

Callcenter

43%

Inhuur

100%

Beheerder E-loket

80%

Medewerker belastingen/leges

10%

Applicatie Beheer

80%

Kennisbeheer

40%

Afdracht rijkskosten

100%

Materiaal en productkosten

100%

Tabel 1.4.6.1 a Model kostenonderbouwing leges titel 1 hoofdstuk 5 tot en met 15

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 1, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1.b Kostendekkendendheid Leges Titel 1

Titel 1 Algemene dienstverlening (bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekkendheid

hoofdstuk

1

Burgerlijke stand

44.949

37.490

83,41%

hoofdstuk

2

Reisdocumenten

344.581

330.593

95,94%

hoofdstuk

3

Rijbewijzen

223.702

206.060

92,11%

hoofdstuk

4

Verstrekkingen uit de Basisregistratiepersonen

12.728

11.024

86,61%

hoofdstuk

5

Vervallen

0

0

0

hoofdstuk

6

Vastgoedinformatie

0

0

0

hoofdstuk

7

Overige publiekszaken

19.329

17.533

90,71%

hoofdstuk

8

Gemeentearchief

0

0

0

hoofdstuk

9

Huisvestingswet

3.530

3.224

91,33%

hoofdstuk

10

Leegstandwet

0

0

0

hoofdstuk

11

Vervallen

0

0

0

hoofdstuk

12

Kansspelen

68

57

83,82%

hoofdstuk

13

Telecommunicatie

39.390

26.663

67,69%

hoofdstuk

14

Verkeer en vervoer

29.840

28.704

96,19%

hoofdstuk

15

Diversen

2.315

2.030

87,69%

Kostendekking Titel 1

720.432

663.378

92,08%

1.4.6.2 Titel 2 WABO

De Eerste Kamer heeft op 14 maart 2023 besloten dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treed. Hiermee treed ook de Wet kwalitietsborging voor het bouwen (WKB) op 1 januari 2014 in werking.

Om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de gevolgen volgt hier een gedeelte uit een diepte-interview met Jan-Willem de Joode, beleidsmedewerker Belastingzaken bij de VNG gepubliceerd op 24 juni 2022:

Verandert er veel rondom leges? Die worden nu ook geheven immers?

Leges worden nu ook geheven, maar de Omgevingswet kan toch wel worden aangemerkt als een systeemwijziging. Als de wetgeving over (omgevings)vergunningen verandert, heeft dit gevolgen voor de legesverordening. En aangezien de Omgevingswet en bijbehorende AMvB’s en invoeringswetgeving omvangrijk is, is het een hele puzzel om een goed beeld te krijgen van de vergunningplichtige activiteiten waarvoor leges geheven kunnen worden.

Wet Kwaliteitsborging

Bij de bouwactiviteiten verandert er veel. Tegelijkertijd met de Omgevingswet treedt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking. Voor bouwwerken die vallen onder (vooralsnog) gevolgklasse 1 geldt straks dat de bouwtechnische toets door een private kwaliteitsborger wordt gedaan, met meldingen aan de gemeente.

De gemeente heeft daar dus nog wel een taak die kosten oproept, maar kan die niet via leges verhalen. In die gevallen rest voor gemeenten nog de ruimtelijke toets, waarvoor ook een omgevingsvergunning nodig is op grond van de bruidsschat. Totdat gemeenten een eigen regeling in het omgevingsplan hebben opgenomen, met als mogelijkheid dat zij algemene regels stellen met eventueel meldplicht, dat dan weer tot gevolg heeft dat geen leges kunnen worden geheven.

Meldingsplicht

Ook worden meer activiteiten meldingsplichtig of vergunningvrij, waardoor legesderving optreedt. Het is best wel merkwaardig te noemen dat de gemeente geen leges kan heffen voor het in behandeling nemen van een melding, nu daarop nog wel een toetsing moet plaatsvinden. Legesheffing voor meldingen is niet mogelijk, omdat het in behandeling nemen van meldingen niet als dienstverlening wordt beschouwd.

Onder de gevolgklasse 1 vallen bouwwerken zoals grondgebonden woningen en eenvoudige bedrijfsgebouwen. Aangezien een belangrijk deel van de leges-plichtige werkzaamheden en dus de leges-inkomsten volgen uit de areaaluitbreiding van de grondgebonden woningen heeft de inwerkingtreding van de wet gevolgen voor de leges componenten.

Op het moment van het opmaken van deze stukken zijn de financiele gevolgen nog onduidelijk. In 2022 is door het Rijk toegezegd dat gemeenten een financiele vergoeding krijgen voor de invoering van de Omgevingswet. Gemeenten hebben de VNG opgeroepen om het Rijk te verzoeken vóór 1 juli 2023 te bevestigen dat deze toezegging ook daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld in het Gemeentefonds. Tot op heden is er nog steeds geen duidelijkheid.

Daarom stellen wij voor wat betreft de leges inzake de fysieke leefomgeving/omgevingsvergunningen het volgende voor:

  • Voor de kostendekkendheid berekening van de leges gebruiken wij dezelfde systematiek als voorgaande jaren;

  • De personeelskosten die onder de leges vallen worden met 30% verlaagd omdat de verwachting is dat de werkzaamheden die via de leges kunnen worden verhaald 30% minder zullen zijn;

  • In de risico-paragraaf is een bedrag van maximaal € 1.000.000 opgenomen in verband met de invoering van de Omgevingswet en de WKB.

  • Bij de kadernota 2024 wordt uw raad geinformeerd naar de stand van zaken en de gevolgen van de op dat moment bekend zijnde besluiten cq informatie.

Het begroten van de werkzaamheden en de daarmee verbonden legeskosten en -inkomsten voor de activiteit bouwen hebben wij zo goed mogelijk geprobeerd in te schatten met gebruikmaking van de gegevens van de afgelopen drie jaren en de prognose van de areaaluitbreiding.

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 2 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2 Model kostenonderbouwing leges titel 2

Onderdeel

Omschrijving

Toerekening

Personeelskosten

ODH

10%

Accountteam

10%

Plantoetsers *

70%

Applicatiebeheerder *

70%

Administratieve ondersteuning *

70%

Teamleider Ruimte

50%

Informatie WABO

100%

Behandeling principeverzoeken

25%

Inhuur

100%

Toezichthouders

70%

Ontheffingen/Vergunningverlening

90%

Aanlegvergunningen

100%

Bezwaar/beroep

0%

Straatnaamgeving

35%

Bestemmingsplanwijzigingen op verzoek

100%

Belastingen

6%

Overige kosten

Adviezen/onderzoek derden

100%

Brandweer conform begroting VRH

100%

Overige goederen en diensten

100%

Welstandscommissie

100%

* Voor 2024 en verder aangepast van 100% naar 70%.

De kostendekkendheidspercentages van Titel 2, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2.a Kostendekkendheid Leges Titel 2

Titel 2 Dienstverlening vallend onder Fysieke leefomgeving / omgevingsvergunning(bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekking

Kostendekking Titel 2

€ 2.073.723

€ 2.028.953

97,84%

1.4.6.3 Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 3 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3 Model kostenonderbouwing leges Titel 3

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 3, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3.a Titel 3 Europese dienstenrichtlijn
(bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekkendheid

hoofdstuk

1

Horeca

11.920

7.073

59,34%

hoofdstuk

2

Organiseren evenementen of markten

7.470

6.138

82,17%

hoofdstuk

3/4

Markt- en standplaatsgelden

48.171

43.085

89,44%

hoofdstuk

5

Prostitutiebedrijven

0

0

0

hoofdstuk

6

Huisvesting

1.356

1.146

84,51%

hoofdstuk

5

In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

2.292

1.310

57,16%

Kostendekking Titel 3

71.209

58.752

82,51%

1.5 Lokale lastendruk

Om de gemiddelde woonlasten in de gemeente te kunnen berekenen, wordt voor de OZB uitgegaan van de gemiddelde woningwaarde in de gemeente. In de gemeente Pijnacker-Nootdorp is de gemiddelde woningwaarde € 481.000 in 2023. De lastendruk bedraagt in 2023 voor een meerpersoonshuishouden € 953. Evenals voorgaande jaren wordt in het raadsvoorstel voor het vaststellen van de belastingtarieven nader ingegaan op de lokale lastendruk.

1.5.1 Woonlasten en tarieven in de regio

Voor de vergelijking van de woonlasten per huishouden van de gemeente Pijnacker-Nootdorp met die van de omliggende gemeenten is gebruik gemaakt van de gegevens, van waarstaatjegemeente.nl.

In onderstaand overzicht zijn de gemiddelde woonlasten per huishouden in 2023 weergegeven in de gemeente Pijnacker-Nootdorp en in de omliggende gemeenten. In de berekening van de woonlasten zijn meegenomen de onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Voorgaande jaren werden de gemiddelde woonlasten per inwoner in de tabel opgenomen. Deze informatie is echter niet meer beschikbaar.

Tabel 1.5.1*

Woonlasten in de regio 2022

Gemiddelde WOZ-waarde

Gemiddelde OZB per huishouden

rioolheffing per huishouden

Afvalstoffenheffing per huishouden

Totaal per huishouden

Vergelijking met P-N

Pijnacker-Nootdorp

481.000

350

220

383

953

100,0%

Delft

322.000

306

248

401

955

100,2%

Lansingerland

479.000

372

260

292

924

97,0%

Leidschendam-Voorburg

380.000

271

216

385

872

91,6%

Midden-Delfland

469.000

500

209

344

1.053

110,6%

Rijswijk

347.000

243

193

446

882

92,6%

* Bron: Waarstaatjegemeente.nl

De tarieven van de omliggende gemeenten zijn de volgende:

Tabel 1.5.1 a
Tarieven in de regio 2022

Pijnacker-Nootdorp

Delft

Lansingerland

Leidschendam-Voorburg

Midden-Delfland

Rijswijk

OZB:

Eigendom woning

0,0727%

0,0949%

0,0777%

0,0714%

0,1067%

0,0701%

Eigendom niet-woning

0,2348%

0,3366%

0,5117%

0,4292%

0,2295%

0,5513%

Gebruik niet-woning

0,1617%*

0,2639%*

-

-

0,1648%

-

Afvalstoffenheffing:

1-persoonshuishouden

282

256

259

318

259

337

Meerpersoons-Huishouden

383

401

292

385

344

446

Rioolheffing:

220

248

260

216

209

193

* De tarieven van de betreffende gemeenten zijn inclusief de genoemde opslag voor het ondernemersfonds.

1.6 Indicatoren

1.7 Kwijtscheldingsbeleid

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp kan kwijtschelding worden verleend voor afvalstoffenheffing en rioolheffing als een belastingschuldige (particulier) financieel gezien niet in staat is om de belastingaanslag te betalen. Of een belastingschuldige in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, wordt beoordeeld aan de hand van een inkomens- en een vermogenstoets op grond van door het Rijk vastgestelde normen. Gemeenten hebben de mogen op grond van de Regeling Kwijtschelding belastingen medeoverheden op een aantal punten afwijken van de door het Rijk vastgestelde normen. Op 26 januari 2023 is de Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen vastgesteld waarbij is bepaald dat bij de behandeling van een verzoek om kwijtschelding met alle punten waarop de gemeente kan afwijken van de rijksnormen rekening wordt gehouden.

Het aantal kwijtscheldingsverzoeken is ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk gebleven. Kwijtschelding dient volgens de wet te worden verleend op verzoek. Om de administratieve lastendruk te verlagen is een contract afgesloten bij Stichting Inlichtingenbureau. Dit is een informatieknooppunt voor gemeenten, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan dit bureau wordt een bestand toegezonden. Het inlichtingenbureau voert op basis van de vastgestelde normen een controle uit op de inkomsten. Na een interne toets wordt dan bepaald of een belastingschuldige direct kwijtschelding kan worden verleend, zonder dat daarvoor een verzoek hoeft te worden ingediend. Als uit de toets blijkt dat er op basis van de bekende gegevens geen kwijtschelding kan worden veerlend heeft de belastingschuldige altijd de mogelijkheid om via een verzoekformulier kwijtschelding aan te vragen.

De kosten voor kwijtschelding worden binnen de afvalstoffenheffing en de rioolheffing meegenomen in de berekening van de kostendekkendheid. Voor de rioolheffing zijn de begrote kosten vanaf 2024 naar beneden bijgesteld. Vanaf 2019 is het tarief niet geindexeerd en vanaf 2023 is het tarief verlaagd. Daarom zijn de kosten van de kwijtschelding rioolheffing op € 30.000 lager begroot dan voorgaande jaren.

Tabel 1.7 Kwijtscheldingen

Afvalstoffenheffing

Rioolheffing

Bedrag

€ 197.397

€ 145.226

Percentage van de opbrengst

2,33%

3,09%