Lokale heffingen
In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is bepaald dat de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste bevat:
de geraamde inkomsten;
het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt:
hoe bij de berekening van de tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd, zodanig dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden;
wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;
een aanduiding van de lokale lastendruk;
de beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
1.1 Beleidsuitgangspunten
Belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk tarievenbeleid zijn:
De Nota Lokale Heffingen;
Het toepassen van een jaarlijkse indexering;
Rekening houden met de areaaluitbreiding;
Het daar waar mogelijk hanteren van maximale kostendekkendheid.
1.1.1 Indexering
In de Kadernota 2022 is als uitgangspunt neergelegd dat wordt uitgegaan van een index van 1,3% op inkomsten en 1,4% voor de uitgaven. De onroerende-zaak belasting voor woningen en niet-woningen en de toeristenbelasting zullen alleen met de inflatiecorrectie voor inkomsten worden verhoogd. Voor de retributies (gemeentelijke diensten tegen betaling zoals de leges) geldt als uitgangspunt dat deze tarieven maximaal 100% kostendekkend zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de index op uitgaven van 1,4%. Voor de afvalstoffenheffing is gerekend met een index op de inkomsten van 1,3%, conform de kadernota. Voor de rioolheffing heeft geen indexering plaatsgevonden in verband met de kostendekkendheid.
1.1.2 Areaaluitbreiding
De groei van het aantal woningen is voor 2023 vastgesteld op 362 woningen. Voor de onroerende-zaak belasting heeft dit ook tot gevolg dat de bouwgronden, die onder het niet-woningen tarief vallen, verder zullen afnemen. Het aantal woningen, inclusief de ondergrond worden voor het tarief onroerende-zaak belasting woningen aangeslagen.
1.2 Overzicht belastingen en heffingen
In de Gemeentewet en een aantal bijzondere wetten is geregeld welke heffingen (belastingen en retributies) de gemeente mag heffen.
In de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende gemeentelijke heffingen geheven:
onroerende-zaakbelastingen;
afvalstoffenheffing;
rioolheffing;
toeristenbelasting;
leges.
1.2.1. Geraamde opbrengsten belastingen 2023-2026
Onderstaande tabel en grafiek geven de geraamde opbrengsten voor de komende jaren weer.
Tabel 1.2.1 Geraamde opbrengsten | ||||
---|---|---|---|---|
bedragen * € 1.000 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
OZB eigendom woningen | 7.471 | 7.689 | 7.914 | 8.145 |
OZB eigendom niet-woningen | 2.085 | 2.109 | 2.133 | 2.157 |
OZB gebruik niet-woningen | 1.310 | 1.325 | 1.340 | 1.355 |
Leges | 2.954 | 2.954 | 2.954 | 2.954 |
Afvalstoffenheffing | 7.882 | 7.882 | 7.882 | 7.882 |
Rioolheffing | 5.204 | 5.287 | 5.372 | 5.458 |
Hondenbelasting | 0 | 0 | 0 | 152 |
Toeristenbelasting | 210 | 213 | 216 | 219 |
Totale opbrengst | 27.119 | 27.462 | 27.813 | 28.324 |
Grafiek 1.2.1 Belastingopbrengsten 2023
1.3 Landelijke ontwikkelingen
1.3.1 Waarderen van woningen op gebruiksoppervlakte
Binnen de WOZ-administratie is het verplicht de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) te gebruiken. Dit geldt sinds 2022 ook voor de gebruiksoppervlakte. In september 2016 heeft de Waarderingskamer het besluit genomen dat, met een overgangstermijn van vijf jaar, alle woningen verplicht moeten worden gewaardeerd op basis van de gebruiksoppervlakte van de BAG. Het besluit van de Waarderingskamer om hierop over te gaan, sluit veel beter aan op de beschikbare openbare gegevens. Daarnaast is het in het kader van de samengestelde objecten registratie (SOR) een logische stap.
1.3.2 Correspondentie via MijnOverheid
Al enkele jaren worden via de berichtenbox van MijnOverheid aanslagbiljetten verzonden. Inmiddels heeft ruim 44% (2021: 43%) van de belastingplichtigen zich hiervoor aangemeld. Zij ontvangen dus de aanslag gemeentelijke belastingen in de berichtenbox van MijnOverheid.
1.3.3 Benchmark woonlasten
Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) voert jaarlijks een benchmark woonlasten uit. Deze benchmark is opgenomen in de Atlas van de lokale lasten 2022.
Uit de benchmark blijkt dat onze gemeente bij de hoogte van de gemeentelijke woonlasten voor een meerpersoonshuishouden voor een eigenaar-bewoner in 2022 op rangnummer 249 (2021: 311) staat. Voor de huurder staat de gemeente Pijnacker-Nootdorp op rangnummer 334 (2021: 361). Rangnummer 1 heeft de laagste woonlasten. In onze gemeente zijn de woonlasten in 2022 met gemiddeld 1,09% gestegen ten opzichte van 2021. Landelijk ligt dit gemiddelde percentage op 3,0 %.
1.4 Belastingvoorstellen 2023
De tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen worden later dit jaar door de gemeenteraad vastgesteld. In het voorstel voor de tarieven wordt uitgebreid ingegaan op de diverse belastingen en heffingen. Onderstaand een samenvatting van de belangrijkste voorstellen:
1.4.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Onder de naam OZB worden op basis van artikel 220 t/m 220h van de Gemeentewet drie belastingen geheven, namelijk:
OZB van de eigenaren van woningen;
OZB van de eigenaren van niet-woningen;
OZB van de gebruikers van niet-woningen.
De belasting wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde, rekening houdend met vrijstellingen voor de heffing van de OZB. De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2023 worden de onroerende zaken gewaardeerd naar waardepeildatum 1 januari 2022. De marktanalyse geeft aan dat de marktontwikkeling, zoals die bekend is op 1 juli 2022, voor woningen een waardestijging geeft van 18 %. Voor niet-woningen blijkt dat er wederom sprake is van een waardedaling van gemiddeld 5%. De waardeontwikkeling is berekend ten opzichte van de waarden naar peildatum 1 januari 2021.
Er bestaat een relatie tussen de OZB en de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Eén van de maatstaven bij de verdeling van de algemene uitkering is de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit is gelijk aan de totale waarden waarover de gemeente OZB kan heffen, zowel voor woningen, als voor niet-woningen. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt dat 2,9% van de OZB-capaciteit (het verschil tussen de vastgestelde tarieven en de artikel 12 FvW norm) onbenut blijft. Landelijk is dit percentage 1,8% (bron: waarstaatjegemeente.nl).
1.4.1.1. Ondernemersfonds
Tijdens de openbare vergadering van 25 november 2021 heeft de raad besloten tot het verlengen van het Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp met een periode van 5 jaar. Hiervoor worden de tarieven van de OZB op niet-woningen in de jaren 2022 tot en met 2026 verhoogd met 0,03% voor de eigenaren en 0,02% voor de gebruikers (€ 50,- per € 100.000,- van de heffingsgrondslag OZB. De gerealiseerde meeropbrengst, verminderd met de kosten van de OZB-verhoging op gemeentelijke panden, wordt jaarlijks als subsidie uitgekeerd aan de Stichting Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp. De financiële gevolgen zijn verwerkt in de Kadernota 2022.
1.4.1.2 De tarieven
Bij het aanbieden van de voorstellen tot het vaststellen van de tarieven voor 2023 worden de tarieven berekend naar de op dat moment bekend zijnde waardeontwikkeling.
1.4.2 Afvalstoffenheffing
De afvalstoffenheffing wordt opgelegd aan degene die gebruik maakt van een perceel, waarvoor, als gevolg van artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Door middel van de heffing van afvalstoffenheffing worden de kosten van het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval doorberekend aan de inwoners van de gemeente.
Voor de afvalstoffenheffing is een actueel overzicht gemaakt van de kosten die volgens de huidige inzichten en de methodiek van kostentoerekening mogen worden betrokken bij een kostendekkende tariefstelling afvalstoffenheffing. Hierbij is uitgegaan van de concept dienstverleningsovereenkomst met Avalex. In de Nota Lokale Heffingen heeft de raad bepaald dat bij het taakveld afvalinzameling wordt gestreefd naar een 100% kostendekkendheid. Wettelijk gezien mogen de baten de kosten niet overstijgen, dus is 100% kostendekkendheid het wettelijk maximum. Uitgaande van de door de VNG uitgebrachte notitie kostenonderbouwing afvalstoffenheffing is het model kostenonderbouwing als volgt:
Tabel 1.4.2 Model kostenonderbouwing afvalstoffenheffing | ||
---|---|---|
Onderdeel | Activiteit | Toerekening |
Inzameling | DVO Avalex | 100% |
Exploitatie inzamelmiddelen | 100% | |
Straatvegen | 25% | |
Straatreiniging | 25% | |
Beleid | Personele kosten | 100% |
Perceptiekosten directe kosten | 100% | |
Perceptiekosten uren | 100% | |
Onderzoek en advies | 100% | |
Overig | BTW verrekening | max € 1,1 mln |
Kwijtscheldingen | 100% | |
Overhead | 100% |
Vanaf 2023 wordt de subsidie van Nedvang voor het gescheiden inzamelen vergoed aan Avalex in plaats van de gemeente. Dit heeft tot gevolg dat de opbrengsten vanaf 2023 in de begroting van Avalex worden opgenomen in plaats van de gemeentelijke begroting. Op het taakveld afval worden hierdoor de begrote inkomsten van € 110.000 afgeraamd maar vallen de lasten (DVO Avalex) ook lager uit. Na actualisatie van de inkomsten met 1,6% areaal en 1,3% inflatie (conform kadernota) komt de kostendekkendheid voor 2023 uit op 94,28%.
De begrote opbrengst, kosten en kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing is als volgt:
Tabel 1.4.2.a Overzicht begroting afvalstoffenheffing | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen x € 1.000) | directe kosten loon & mat. | directe kosten afdrachten | indir. kosten loonkosten | overige bijdrage | Netto opbrengsten | Kosten-dekkendheid |
Afvalstoffenheffing | 1.415 | 6.576 | 193 | 176 | 7.882 | 94,28% |
1.4.3 Rioolheffing
De rioolheffing wordt geheven op grond van artikel 228a van de Gemeentewet. Rioolheffing is een bestemmingsbelasting en dient als bekostigingsinstrument van de gemeentelijke watertaken. Deze watertaken zijn het inzamelen, zuiveren en transporteren van huishoudelijk afvalwater, het inzamelen en transporteren van bedrijfsafvalwater en het inzamelen en verwerken van hemelwater. De kosten die hiervoor gemaakt worden, worden met de rioolheffing verhaald op de gebruikers van woningen en niet-woningen.
Het model kostenonderbouwing voor de rioolheffing is al volgt:
Tabel 1.4.3 Model kostenonderbouwing rioolheffing | |||
---|---|---|---|
Onderdeel | Toerekenen | Rekenkundig of zakelijk | Toelichting |
Riolering algemeen | 100% | R | |
Hoofdgemalen | 100% | R | |
Rioolgemalen | 100% | R | |
Vrijverval riolering | 100% | R | |
Drukriolering | 100% | R | |
Reparaties drukriolering | 100% | R | |
Grondwater | 100% | R | |
Lasten rioolheffingen | 100% | R | |
BTW exploitatie | 100% | R | |
BTW investeringen | max €300.000 | R | |
Kwijtscheldingen | 100% | R | |
Voorziening riolering | 100% | R | [1] |
Voorziening baggeren | 75% | Z | [2] |
Straatvegen | 25% | Z | [3] |
Overhead | 75% | Z | [4] |
[1] De egalisatievoorziening rioleringen (art 44 , lid 2 BBV) wordt ingezet om de meerjarige uitgaven / opbrengsten op het product te egaliseren waarmee een gelijkmatige tariefontwikkeling wordt nagestreefd.
[2] Voor het baggeren van de watergangen is een beheerplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de uit te voeren werkzaamheden hoofdzakelijk te maken hebben met doorstroming, berging en peilbeheer. De kosten worden voor 75% ten laste van het product riolering gebracht.
[3] De kosten voor het schoonhouden van wegen (veegkosten) dragen in belangrijke mate bij aan het onderhoud en de goede werking van de riolering. Er zijn nog geen metingen verricht naar de mate hiervan. Vooralsnog lijkt een bijdrage van tenminste 25% op het product riolering reëel.
[4] Onder ‘overhead’ worden hier o.a. verstaan de personele inzet op product rioolheffing vanuit de disciplines: financiën, IDV, KCC, administratie, onderzoek & advies, meldpunt wijkbeheer, communicatie/PR, behandeling bezwaren (handhaving en heffing), cursussen/bijeenkomstkosten, lidmaatschappen, abonnementen/literatuur, etc. Het overheadbedrag wordt jaarlijks berekend, hiervan wordt 75% toegerekend aan het product riolering.
Ook voor de rioolheffing wordt in de begroting voor wat betreft de groei van het aantal objecten gerekend met het aantal bouwvergunningen van 2 jaar geleden (t-2).
De uitvoering van de gemeentelijke watertaken is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In februari 2022 is het GRP 2022-2025 vastgesteld.
Het tarief is een vast bedrag voor maximaal 400 m³ afgevoerd afvalwater. Van huishoudens wordt dit vaste bedrag geheven. Voor iedere 50 m³ afgevoerd afvalwater of een gedeelte daarvan boven 400 m³ geldt een opslag. Deze opslag geldt voor de zgn. grootverbruikers. In overeenstemming met het geldend Gemeentelijk RioleringsPlan daalt het tarief voor 2023 met 3,66%.
De begrote opbrengsten, kosten en kostendekkendheid is als volgt:
Tabel 1.4.3.a Overzicht begroting rioolheffing | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen x € 1.000) | Directe kosten loon & mat. | Directe kosten afdrachten | Indir. kosten loonkosten | overige bijdrage | Opbrengsten | Kosten-dekkendheid | |
Rioolheffing | 4.345 | 642 | 299 | 82 | 5.204 | 100% |
1.4.4 Hondenbelasting
Tijdens de behandeling van de Kadernota 2022 op 7 juli 2022 heeft de Raad een motie ingediend ter afschaffing van de hondenbelasting voor de periode 2023, 2024 en 2025. Het college heeft besloten aan deze motie gevolg te geven, waardoor er in deze begroting geen opbrengst hondenbelasting is opgenomen. In de motie is tevens opgenomen dat in de Kadetnota 2025 moet worden besloten of voor 2026 en verder de hondenbelasting eveneens moet worden afgeschaft.
1.4.5 Toeristenbelasting
Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet wordt toeristenbelasting geheven van personen die verblijf houden binnen de gemeente en die niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn ingeschreven. De aanslag wordt opgelegd aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt. Voor 2023 is de opbrengst begroot op € 210.000.
1.4.6 Leges en kostendekkendheid van de leges
Leges worden op grond van artikel 229 van de Gemeentewet geheven ter zake van het genot van of vanwege het door gemeentebestuur verstrekte diensten. Deze diensten zijn zeer divers en zijn limitatief opgenomen in de legesverordening en in drie titels onderverdeeld, namelijk:
Tabel 1.4.6 Legesverordening | |
---|---|
Titel 1 | Burgerzaken + overige leges |
Titel 2 | Wabo |
Titel 3 | Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn |
De diverse leges die worden geheven worden voor 2023 allereerst met de inflatiecorrectie voor uitgaven verhoogd. De tarieven die van rijkswege worden bepaald of gemaximeerd, zullen meer of minder dan deze correctie stijgen. Daarna wordt de kostendekkendheid berekend. Indien de kostendekkendheid meer is dan 100% worden de tarieven aangepast. Binnen titel 1 en titel 2 is kruissubsidiering toegestaan tussen de verschillende hoofdstukken.
1.4.6.1 Titel 1 Algemene Dienstverlening
De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 1 zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.1 Model leges titel 1, hoofdstuk 1 tot en met 4 | ||
---|---|---|
Onderdeel | Toerekening | |
Personeelskosten: | Receptie | 65% |
Administratie | 90% | |
Burgerlijke Stand | 90% | |
Balie burgerzaken | 90% | |
Callcenter | 43% | |
Inhuur | 100% | |
Beheerder E-loket | 80% | |
Medewerker belastingen/leges | 10% | |
Applicatie Beheer | 80% | |
Kennisbeheer | 40% | |
Afdracht rijkskosten | 100% | |
Materiaal en productkosten | 100% |
Tabel 1.4.6.1 a Model kostenonderbouwing leges titel 1 hoofdstuk 5 tot en met 15 | ||
---|---|---|
Onderdeel | Toerekening | |
Personeelskosten | Gemiddelde uren per product | 100% |
Materiaalkosten | 100% |
De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 1, per hoofdstuk zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.1.b Kostendekkendendheid Leges Titel 1 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Titel 1 Algemene dienstverlening (bedragen x € 1) | Lasten | Baten | Kostendekkendheid | ||
hoofdstuk | 1 | Burgerlijke stand | 41.731 | 36.062 | 86,42% |
hoofdstuk | 2 | Reisdocumenten | 324.474 | 321.060 | 98,95% |
hoofdstuk | 3 | Rijbewijzen | 194.232 | 186.860 | 96,20% |
hoofdstuk | 4 | Verstrekkingen uit de Basisregistratiepersonen | 11.420 | 10.614 | 92,94% |
hoofdstuk | 5 | Vervallen | |||
hoofdstuk | 6 | Vastgoedinformatie | |||
hoofdstuk | 7 | Overige publiekszaken | 18.038 | 16.841 | 93,36% |
hoofdstuk | 8 | Gemeentearchief | |||
hoofdstuk | 9 | Huisvestingswet | 3.205 | 3.101 | 96,76% |
hoofdstuk | 10 | Leegstandwet | |||
hoofdstuk | 11 | Vervallen | |||
hoofdstuk | 12 | Kansspelen | 61 | 55 | 90,16% |
hoofdstuk | 13 | Telecommunicatie | 35.372 | 25.659 | 72,54% |
hoofdstuk | 14 | Verkeer en vervoer | 27.925 | 27.601 | 98,84% |
hoofdstuk | 15 | Diversen | 2.076 | 1.957 | 94,27% |
Kostendekking Titel 1 | 658.534 | 629.810 | 95,64% |
1.4.6.2 Titel 2 WABO
De Eerste Kamer vindt dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) op 1 januari 2023 het uitgangspunt moet blijven. Een meerderheid stemde echter voor een motie waarin de regering wordt verzocht de Kamer in oktober te informeren over de voortgang van de voorbereidingen - van in het bijzonder de ICT - op de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2023. In de Kamer leeft de wens dat de ICT-problemen bij het digitale loket voor omgevingsvergunningen eerst moeten zijn opgelost voordat de wet op 1 januari 2023 kan ingaan. In oktober 2022 wordt ondermeer een nieuw advies verwacht van de Adviescollege ICT-toetsing. Dit advies wordt eerst behandeld in de Eerste Kamer, waarna de Kamer een definitief besluit neemt over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het plenaire debat staat - onder voorbehoud - gepland voor 1 november 2022. Mocht de Eerste Kamer in november besluiten dat de wet inderdaad op 1 januari 2023 ingaat, dan heeft dat gevolgen voor de totale leges. Zowel de begrote opbrengsten, kosten en kostendekkendheidsberekening als de legesverordening en tarieventabel zullen dan aangepast moeten worden. Financiële gevolgen zullen dan worden verwerkt in de kadernota 2023.
Voor deze begroting is er van uitgegaan dat de Omgevingswet en de WKB op 1 januari 2023 niet in werking zullen treden. De kostendekkenheid is berekend op basis van de bekende gegevens en de gerealiseerde cijfers van de afgelopen jaren. Bij de begroting is uitgegaan van de gemiddelde woningbouwprognose van 362 woningen en de gemiddelde bouwkosten van de afgelopen vier jaar. Om alle omgevingsvergunningen onder de huidige wetgeving te kunnen toetsen, verstrekken en toezicht te houden op de bouwactiviteiten is extra personeel nodig. Deze kosten maken ook onderdeel uit van de kostenberekening.
De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 2 zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.2 Model kostenonderbouwing leges titel 2 | ||
---|---|---|
Onderdeel | Omschrijving | Toerekening |
Personeelskosten | ODH | 10% |
Accountteam | 10% | |
Plantoetsers | 100% | |
Applicatiebeheerder | 100% | |
Administratieve ondersteuning | 100% | |
Teamleider Ruimte | 50% | |
Informatie WABO | 100% | |
Behandeling principeverzoeken | 25% | |
Inhuur | 100% | |
Toezichthouders | 70% | |
Ontheffingen/Vergunningverlening | 90% | |
Aanlegvergunningen | 100% | |
Bezwaar/beroep | 0% | |
Straatnaamgeving | 35% | |
Bestemmingsplanwijzigingen op verzoek | 100% | |
Belastingen | 6% | |
Overige kosten | Adviezen/onderzoek derden | 100% |
Brandweer conform begroting VRH | 100% | |
Overige goederen en diensten | 100% | |
Welstandscommissie | 100% |
De kostendekkendheidspercentages van Titel 2, per hoofdstuk zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.2.a Kostendekkendheid Leges Titel 2 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Titel 2 Fysieke leefomgeving / omgevingsvergunning(bedragen x € 1) | Lasten | Baten | Kostendekking | ||
hoofdstuk | 1 | Begripsomschrijvingen | 0 | 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 2 | Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag | 0 | 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 3 | Omgevingsvergunning | 2.342.688 | 2.220.954 | 94,80% |
hoofdstuk | 4 | Vermindering | 0 | 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 5 | Verhoging | 0 | 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 6 | Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project | 0 | 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 7 | Bestemmingsplanwijzigingen | 53.840 | 47.450 | 85,56% |
hoofdstuk | 8 | In deze titel niet benoemde beschikkingen | 0 | 0 | 0,00% |
Kostendekking Titel 2 | 2.396.528 | 2.268.404 | 94,65% |
1.4.6.3 Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn
De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 3 zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.3 Model kostenonderbouwing leges Titel 3 | ||
---|---|---|
Onderdeel | Toerekening | |
Personeelskosten | Gemiddelde uren per product | 100% |
Materiaalkosten | 100% |
De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 3, per hoofdstuk zijn als volgt:
Tabel 1.4.6.3.a Titel 3 Europese dienstenrichtlijn | Lasten | Baten | Kostendekkendheid | ||
---|---|---|---|---|---|
hoofdstuk | 1 | Horeca | 10.702 | 6.811 | 63,64% |
hoofdstuk | 2 | Organiseren evenementen of markten | 6.710 | 5.909 | 88,06% |
hoofdstuk | 3/4 | Markt- en standplaatsgelden | 44.223 | 41.376 | 93,56% |
hoofdstuk | 5 | Prostitutiebedrijven | 0 | € 0 | 0,00% |
hoofdstuk | 6 | Huisvesting | 1.194 | 1.102 | 92,29% |
hoofdstuk | 5 | In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking | 2.059 | 1.260 | 61,19% |
Kostendekking Titel 3 | 64.888 | 56.458 | 87,01% |
1.5 Lokale lastendruk
Om de gemiddelde woonlasten in de gemeente te kunnen berekenen, wordt voor de OZB uitgegaan van de gemiddelde woningwaarde in de gemeente. In de gemeente Pijnacker-Nootdorp is de gemiddelde woningwaarde € 368.000 in 2021. De lastendruk bedraagt in 2021 voor een meerpersoonshuishouden € 925 (in 2020 € 896). Evenals voorgaande jaren wordt in het raadsvoorstel voor het vaststellen van de belastingtarieven nader ingegaan op de lokale lastendruk.
1.5.1 Woonlasten en tarieven in de regio
Voor de vergelijking van de woonlasten per huishouden van de gemeente Pijnacker-Nootdorp met die van de omliggende gemeenten is gebruik gemaakt van de gegevens, van waarstaatjegemeente.nl.
In onderstaand overzicht zijn de gemiddelde woonlasten per huishouden in 2022 weergegeven in de gemeente Pijnacker-Nootdorp en in de omliggende gemeenten. In de berekening van de woonlasten zijn meegenomen de onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Voorgaande jaren werden de gemiddelde woonlasten per inwoner in de tabel opgenomen. Deze informatie is echter niet meer beschikbaar.
Tabel 1.5.1* | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Woonlasten in de regio 2022 | Gemiddelde WOZ-waarde | Gemiddelde OZB per huishouden | rioolheffing per huishouden | Afvalstoffenheffing per huishouden | Totaal per huishouden | Vergelijking met P-N |
Pijnacker-Nootdorp | 368.000 | 365 | 228 | 378 | 971 | 100,0% |
Delft | 262.000 | 396 | 248 | 401 | 1.045 | 107,6% |
Lansingerland | 380.000 | 411 | 257 | 309 | 977 | 100,6% |
Leidschendam-Voorburg | 315.000 | 302 | 180 | 385 | 867 | 89,3% |
Midden-Delfland | 387.000 | 545 | 209 | 358 | 1.112 | 114,5% |
Rijswijk | 271.000 | 330 | 196 | 475 | 1.001 | 103,1% |
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
De tarieven van de omliggende gemeenten zijn de volgende:
Tabel 1.5.1 a | Pijnacker-Nootdorp | Delft | Lansingerland | Leidschendam-Voorburg | Midden-Delfland | Rijswijk | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
OZB: | |||||||
Eigendom woning | 0,0932% | 0,11915% | 0,1003% | 0,0795% | 0,1205% | 0,0932% | |
Eigendom niet-woning | 0,2128%* | 0,2902%* | 0,2325% | 0,3821% | 0,2267% | 0,5546% | |
Gebruik niet-woning | 0,1558%* | 0,2273%* | 0,1889% | - | 0,1627% | - | |
Afvalstoffenheffing: | |||||||
1-persoonshuishouden | 260 | 226 | 232 | 304 | 281 | 292 | |
Meerpersoons-Huishouden | 352 | 354 | 290 | 367 | 372 | 387 | |
Rioolheffing: | 228 | 220 | 249 | 174 | 228 | 190 |
* De tarieven van de betreffende gemeenten zijn inclusief de genoemde opslag voor het ondernemersfonds.
1.6 Indicatoren
1.7 Kwijtscheldingsbeleid
In de gemeente Pijnacker-Nootdorp kan kwijtschelding worden verleend voor afvalstoffenheffing en rioolheffing als een belastingschuldige (particulier) financieel gezien niet in staat is om de belastingaanslag te betalen. Of een belastingschuldige in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, wordt beoordeeld aan de hand van een inkomens- en een vermogenstoets op grond van door het Rijk vastgestelde normen. De daarbij te hanteren kosten van bestaan worden vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 1 van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen. Wanneer bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek blijkt dat de belastingschuldige geen betalingscapaciteit heeft, wordt kwijtschelding verleend.
Het aantal kwijtscheldingsverzoeken is ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk gebleven. Kwijtschelding dient volgens de wet te worden verleend op verzoek. Om de administratieve lastendruk te verlagen is een contract afgesloten bij Stichting Inlichtingenbureau. Dit is een informatieknooppunt voor gemeenten, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan dit bureau wordt een bestand toegezonden. Het inlichtingenbureau voert op basis van de vastgestelde normen een controle uit op de inkomsten. Na een interne toets wordt dan bepaald of een belastingschuldige direct kwijtschelding kan worden verleend, zonder dat daarvoor een verzoek hoeft te worden ingediend.
De kosten voor kwijtschelding worden binnen de afvalstoffenheffing en de rioolheffing meegenomen in de berekening van de kostendekkendheid.
Tabel 1.7 Kwijtscheldingen | Afvalstoffenheffing | Rioolheffing |
Bedrag | € 197.397 | € 175.226 |
Percentage van de opbrengst | 2,5% | 3,29% |
1.8 Perceptiekosten
Om belastingen te kunnen heffen en invorderen moeten kosten worden gemaakt. Deze kosten worden perceptiekosten genoemd. De perceptiekosten vormen een criterium om de interne doelmatigheid van de belastingheffing te meten. De perceptiekosten in 2023 bedragen 3,54%.
Tabel 1.8 Perceptiekosten | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|
Perceptiekosten in % | 3,54 | 3,49 | 3,43 | 3,37 |