Lokale heffingen

In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is bepaald dat de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste bevat:

  • de geraamde inkomsten;

  • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt:

    • hoe bij de berekening van de tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd, zodanig dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden;

    • wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • de beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

1.1 Beleidsuitgangspunten

Belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk tarievenbeleid zijn:

  • De Nota Lokale Heffingen;

  • Het toepassen van een jaarlijkse indexering;

  • Rekening houden met de areaaluitbreiding;

  • Het daar waar mogelijk hanteren van maximale kostendekkendheid.

1.1.1 Indexering

In de Kadernota 2022 is als uitgangspunt neergelegd dat wordt uitgegaan van een index van 1,3% op inkomsten en 1,4% voor de uitgaven. De onroerende-zaak belasting voor woningen en niet-woningen en de toeristenbelasting zullen alleen met de inflatiecorrectie voor inkomsten worden verhoogd. Voor de retributies (gemeentelijke diensten tegen betaling zoals de leges) geldt als uitgangspunt dat deze tarieven maximaal 100% kostendekkend zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met de index op uitgaven van 1,4%. Voor de afvalstoffenheffing is gerekend met een index op de inkomsten van 1,3%, conform de kadernota. Voor de rioolheffing heeft geen indexering plaatsgevonden in verband met de kostendekkendheid.

1.1.2 Areaaluitbreiding

De groei van het aantal woningen is voor 2023 vastgesteld op 362 woningen. Voor de onroerende-zaak belasting heeft dit ook tot gevolg dat de bouwgronden, die onder het niet-woningen tarief vallen, verder zullen afnemen. Het aantal woningen, inclusief de ondergrond worden voor het tarief onroerende-zaak belasting woningen aangeslagen.

1.2 Overzicht belastingen en heffingen

In de Gemeentewet en een aantal bijzondere wetten is geregeld welke heffingen (belastingen en retributies) de gemeente mag heffen.

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende gemeentelijke heffingen geheven:

  • onroerende-zaakbelastingen;

  • afvalstoffenheffing;

  • rioolheffing;

  • toeristenbelasting;

  • leges.

1.2.1. Geraamde opbrengsten belastingen 2023-2026

Onderstaande tabel en grafiek geven de geraamde opbrengsten voor de komende jaren weer.

Tabel 1.2.1 Geraamde opbrengsten

bedragen * € 1.000

2023

2024

2025

2026

OZB eigendom woningen

7.471

7.689

7.914

8.145

OZB eigendom niet-woningen

2.085

2.109

2.133

2.157

OZB gebruik niet-woningen

1.310

1.325

1.340

1.355

Leges

2.954

2.954

2.954

2.954

Afvalstoffenheffing

7.882

7.882

7.882

7.882

Rioolheffing

5.204

5.287

5.372

5.458

Hondenbelasting

0

0

0

152

Toeristenbelasting

210

213

216

219

Totale opbrengst

27.119

27.462

27.813

28.324

Grafiek 1.2.1 Belastingopbrengsten 2023

1.3 Landelijke ontwikkelingen

1.3.1 Waarderen van woningen op gebruiksoppervlakte

Binnen de WOZ-administratie is het verplicht de gegevens uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) te gebruiken. Dit geldt sinds 2022 ook voor de gebruiksoppervlakte. In september 2016 heeft de Waarderingskamer het besluit genomen dat, met een overgangstermijn van vijf jaar, alle woningen verplicht moeten worden gewaardeerd op basis van de gebruiksoppervlakte van de BAG. Het besluit van de Waarderingskamer om hierop over te gaan, sluit veel beter aan op de beschikbare openbare gegevens. Daarnaast is het in het kader van de samengestelde objecten registratie (SOR) een logische stap.

1.3.2 Correspondentie via MijnOverheid

Al enkele jaren worden via de berichtenbox van MijnOverheid aanslagbiljetten verzonden. Inmiddels heeft ruim 44% (2021: 43%) van de belastingplichtigen zich hiervoor aangemeld. Zij ontvangen dus de aanslag gemeentelijke belastingen in de berichtenbox van MijnOverheid.

1.3.3 Benchmark woonlasten

Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) voert jaarlijks een benchmark woonlasten uit. Deze benchmark is opgenomen in de Atlas van de lokale lasten 2022.

Uit de benchmark blijkt dat onze gemeente bij de hoogte van de gemeentelijke woonlasten voor een meerpersoonshuishouden voor een eigenaar-bewoner in 2022 op rangnummer 249 (2021: 311) staat. Voor de huurder staat de gemeente Pijnacker-Nootdorp op rangnummer 334 (2021: 361). Rangnummer 1 heeft de laagste woonlasten. In onze gemeente zijn de woonlasten in 2022 met gemiddeld 1,09% gestegen ten opzichte van 2021. Landelijk ligt dit gemiddelde percentage op 3,0 %.

1.4 Belastingvoorstellen 2023

De tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen worden later dit jaar door de gemeenteraad vastgesteld. In het voorstel voor de tarieven wordt uitgebreid ingegaan op de diverse belastingen en heffingen. Onderstaand een samenvatting van de belangrijkste voorstellen:

1.4.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)

Onder de naam OZB worden op basis van artikel 220 t/m 220h van de Gemeentewet drie belastingen geheven, namelijk:

  1. OZB van de eigenaren van woningen;

  2. OZB van de eigenaren van niet-woningen;

  3. OZB van de gebruikers van niet-woningen.

De belasting wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde, rekening houdend met vrijstellingen voor de heffing van de OZB. De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2023 worden de onroerende zaken gewaardeerd naar waardepeildatum 1 januari 2022. De marktanalyse geeft aan dat de marktontwikkeling, zoals die bekend is op 1 juli 2022, voor woningen een waardestijging geeft van 18 %. Voor niet-woningen blijkt dat er wederom sprake is van een waardedaling van gemiddeld 5%. De waardeontwikkeling is berekend ten opzichte van de waarden naar peildatum 1 januari 2021.

Er bestaat een relatie tussen de OZB en de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Eén van de maatstaven bij de verdeling van de algemene uitkering is de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit is gelijk aan de totale waarden waarover de gemeente OZB kan heffen, zowel voor woningen, als voor niet-woningen. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt dat 2,9% van de OZB-capaciteit (het verschil tussen de vastgestelde tarieven en de artikel 12 FvW norm) onbenut blijft. Landelijk is dit percentage 1,8% (bron: waarstaatjegemeente.nl).

1.4.1.1. Ondernemersfonds

Tijdens de openbare vergadering van 25 november 2021 heeft de raad besloten tot het verlengen van het Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp met een periode van 5 jaar. Hiervoor worden de tarieven van de OZB op niet-woningen in de jaren 2022 tot en met 2026 verhoogd met 0,03% voor de eigenaren en 0,02% voor de gebruikers (€ 50,- per € 100.000,- van de heffingsgrondslag OZB. De gerealiseerde meeropbrengst, verminderd met de kosten van de OZB-verhoging op gemeentelijke panden, wordt jaarlijks als subsidie uitgekeerd aan de Stichting Ondernemersfonds Pijnacker-Nootdorp. De financiële gevolgen zijn verwerkt in de Kadernota 2022.

1.4.1.2 De tarieven

Bij het aanbieden van de voorstellen tot het vaststellen van de tarieven voor 2023 worden de tarieven berekend naar de op dat moment bekend zijnde waardeontwikkeling.

1.4.2 Afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing wordt opgelegd aan degene die gebruik maakt van een perceel, waarvoor, als gevolg van artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Door middel van de heffing van afvalstoffenheffing worden de kosten van het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval doorberekend aan de inwoners van de gemeente.

Voor de afvalstoffenheffing is een actueel overzicht gemaakt van de kosten die volgens de huidige inzichten en de methodiek van kostentoerekening mogen worden betrokken bij een kostendekkende tariefstelling afvalstoffenheffing. Hierbij is uitgegaan van de concept dienstverleningsovereenkomst met Avalex. In de Nota Lokale Heffingen heeft de raad bepaald dat bij het taakveld afvalinzameling wordt gestreefd naar een 100% kostendekkendheid. Wettelijk gezien mogen de baten de kosten niet overstijgen, dus is 100% kostendekkendheid het wettelijk maximum. Uitgaande van de door de VNG uitgebrachte notitie kostenonderbouwing afvalstoffenheffing is het model kostenonderbouwing als volgt:

Tabel 1.4.2 Model kostenonderbouwing afvalstoffenheffing

Onderdeel

Activiteit

Toerekening

Inzameling

DVO Avalex

100%

Exploitatie inzamelmiddelen

100%

Straatvegen

25%

Straatreiniging

25%

Beleid

Personele kosten

100%

Perceptiekosten directe kosten

100%

Perceptiekosten uren

100%

Onderzoek en advies

100%

Overig

BTW verrekening

max € 1,1 mln

Kwijtscheldingen

100%

Overhead

100%

Vanaf 2023 wordt de subsidie van Nedvang voor het gescheiden inzamelen vergoed aan Avalex in plaats van de gemeente. Dit heeft tot gevolg dat de opbrengsten vanaf 2023 in de begroting van Avalex worden opgenomen in plaats van de gemeentelijke begroting. Op het taakveld afval worden hierdoor de begrote inkomsten van € 110.000 afgeraamd maar vallen de lasten (DVO Avalex) ook lager uit. Na actualisatie van de inkomsten met 1,6% areaal en 1,3% inflatie (conform kadernota) komt de kostendekkendheid voor 2023 uit op 94,28%.

De begrote opbrengst, kosten en kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing is als volgt:

Tabel 1.4.2.a Overzicht begroting afvalstoffenheffing

(bedragen x € 1.000)

directe kosten loon & mat.

directe kosten afdrachten

indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Netto opbrengsten

Kosten-dekkendheid

Afvalstoffenheffing

1.415

6.576

193

176

7.882

94,28%

1.4.3 Rioolheffing

De rioolheffing wordt geheven op grond van artikel 228a van de Gemeentewet. Rioolheffing is een bestemmingsbelasting en dient als bekostigingsinstrument van de gemeentelijke watertaken. Deze watertaken zijn het inzamelen, zuiveren en transporteren van huishoudelijk afvalwater, het inzamelen en transporteren van bedrijfsafvalwater en het inzamelen en verwerken van hemelwater. De kosten die hiervoor gemaakt worden, worden met de rioolheffing verhaald op de gebruikers van woningen en niet-woningen.
Het model kostenonderbouwing voor de rioolheffing is al volgt:

Tabel 1.4.3 Model kostenonderbouwing rioolheffing

Onderdeel

Toerekenen

Rekenkundig of zakelijk

Toelichting

Riolering algemeen

100%

R

Hoofdgemalen

100%

R

Rioolgemalen

100%

R

Vrijverval riolering

100%

R

Drukriolering

100%

R

Reparaties drukriolering

100%

R

Grondwater

100%

R

Lasten rioolheffingen

100%

R

BTW exploitatie

100%

R

BTW investeringen

max €300.000

R

Kwijtscheldingen

100%

R

Voorziening riolering

100%

R

[1]

Voorziening baggeren

75%

Z

[2]

Straatvegen

25%

Z

[3]

Overhead

75%

Z

[4]

[1] De egalisatievoorziening rioleringen (art 44 , lid 2 BBV) wordt ingezet om de meerjarige uitgaven / opbrengsten op het product te egaliseren waarmee een gelijkmatige tariefontwikkeling wordt nagestreefd.

[2] Voor het baggeren van de watergangen is een beheerplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de uit te voeren werkzaamheden hoofdzakelijk te maken hebben met doorstroming, berging en peilbeheer. De kosten worden voor 75% ten laste van het product riolering gebracht.

[3] De kosten voor het schoonhouden van wegen (veegkosten) dragen in belangrijke mate bij aan het onderhoud en de goede werking van de riolering. Er zijn nog geen metingen verricht naar de mate hiervan. Vooralsnog lijkt een bijdrage van tenminste 25% op het product riolering reëel.

[4] Onder ‘overhead’ worden hier o.a. verstaan de personele inzet op product rioolheffing vanuit de disciplines: financiën, IDV, KCC, administratie, onderzoek & advies, meldpunt wijkbeheer, communicatie/PR, behandeling bezwaren (handhaving en heffing), cursussen/bijeenkomstkosten, lidmaatschappen, abonnementen/literatuur, etc. Het overheadbedrag wordt jaarlijks berekend, hiervan wordt 75% toegerekend aan het product riolering.

Ook voor de rioolheffing wordt in de begroting voor wat betreft de groei van het aantal objecten gerekend met het aantal bouwvergunningen van 2 jaar geleden (t-2).

De uitvoering van de gemeentelijke watertaken is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In februari 2022 is het GRP 2022-2025 vastgesteld.

Het tarief is een vast bedrag voor maximaal 400 m³ afgevoerd afvalwater. Van huishoudens wordt dit vaste bedrag geheven. Voor iedere 50 m³ afgevoerd afvalwater of een gedeelte daarvan boven 400 m³ geldt een opslag. Deze opslag geldt voor de zgn. grootverbruikers. In overeenstemming met het geldend Gemeentelijk RioleringsPlan daalt het tarief voor 2023 met 3,66%.

De begrote opbrengsten, kosten en kostendekkendheid is als volgt:

Tabel 1.4.3.a Overzicht begroting rioolheffing

(bedragen x € 1.000)

Directe kosten loon & mat.

Directe kosten afdrachten

Indir. kosten loonkosten

overige bijdrage

Opbrengsten

Kosten-dekkendheid

Rioolheffing

4.345

642

299

82

5.204

100%

1.4.4 Hondenbelasting

Tijdens de behandeling van de Kadernota 2022 op 7 juli 2022 heeft de Raad een motie ingediend ter afschaffing van de hondenbelasting voor de periode 2023, 2024 en 2025. Het college heeft besloten aan deze motie gevolg te geven, waardoor er in deze begroting geen opbrengst hondenbelasting is opgenomen. In de motie is tevens opgenomen dat in de Kadetnota 2025 moet worden besloten of voor 2026 en verder de hondenbelasting eveneens moet worden afgeschaft.

1.4.5 Toeristenbelasting

Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet wordt toeristenbelasting geheven van personen die verblijf houden binnen de gemeente en die niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn ingeschreven. De aanslag wordt opgelegd aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt. Voor 2023 is de opbrengst begroot op € 210.000.

1.4.6 Leges en kostendekkendheid van de leges

Leges worden op grond van artikel 229 van de Gemeentewet geheven ter zake van het genot van of vanwege het door gemeentebestuur verstrekte diensten. Deze diensten zijn zeer divers en zijn limitatief opgenomen in de legesverordening en in drie titels onderverdeeld, namelijk:

Tabel 1.4.6 Legesverordening

Titel 1

Burgerzaken + overige leges

Titel 2

Wabo

Titel 3

Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn

De diverse leges die worden geheven worden voor 2023 allereerst met de inflatiecorrectie voor uitgaven verhoogd. De tarieven die van rijkswege worden bepaald of gemaximeerd, zullen meer of minder dan deze correctie stijgen. Daarna wordt de kostendekkendheid berekend. Indien de kostendekkendheid meer is dan 100% worden de tarieven aangepast. Binnen titel 1 en titel 2 is kruissubsidiering toegestaan tussen de verschillende hoofdstukken.

1.4.6.1 Titel 1 Algemene Dienstverlening

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 1 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1 Model leges titel 1, hoofdstuk 1 tot en met 4

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten:

Receptie

65%

Administratie

90%

Burgerlijke Stand

90%

Balie burgerzaken

90%

Callcenter

43%

Inhuur

100%

Beheerder E-loket

80%

Medewerker belastingen/leges

10%

Applicatie Beheer

80%

Kennisbeheer

40%

Afdracht rijkskosten

100%

Materiaal en productkosten

100%

Tabel 1.4.6.1 a Model kostenonderbouwing leges titel 1 hoofdstuk 5 tot en met 15

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 1, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.1.b Kostendekkendendheid Leges Titel 1

Titel 1 Algemene dienstverlening (bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekkendheid

hoofdstuk

1

Burgerlijke stand

41.731

36.062

86,42%

hoofdstuk

2

Reisdocumenten

324.474

321.060

98,95%

hoofdstuk

3

Rijbewijzen

194.232

186.860

96,20%

hoofdstuk

4

Verstrekkingen uit de Basisregistratiepersonen

11.420

10.614

92,94%

hoofdstuk

5

Vervallen

hoofdstuk

6

Vastgoedinformatie

hoofdstuk

7

Overige publiekszaken

18.038

16.841

93,36%

hoofdstuk

8

Gemeentearchief

hoofdstuk

9

Huisvestingswet

3.205

3.101

96,76%

hoofdstuk

10

Leegstandwet

hoofdstuk

11

Vervallen

hoofdstuk

12

Kansspelen

61

55

90,16%

hoofdstuk

13

Telecommunicatie

35.372

25.659

72,54%

hoofdstuk

14

Verkeer en vervoer

27.925

27.601

98,84%

hoofdstuk

15

Diversen

2.076

1.957

94,27%

Kostendekking Titel 1

658.534

629.810

95,64%

1.4.6.2 Titel 2 WABO

De Eerste Kamer vindt dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) op 1 januari 2023 het uitgangspunt moet blijven. Een meerderheid stemde echter voor een motie waarin de regering wordt verzocht de Kamer in oktober te informeren over de voortgang van de voorbereidingen - van in het bijzonder de ICT - op de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2023. In de Kamer leeft de wens dat de ICT-problemen bij het digitale loket voor omgevingsvergunningen eerst moeten zijn opgelost voordat de wet op 1 januari 2023 kan ingaan. In oktober 2022 wordt ondermeer een nieuw advies verwacht van de Adviescollege ICT-toetsing. Dit advies wordt eerst behandeld in de Eerste Kamer, waarna de Kamer een definitief besluit neemt over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het plenaire debat staat - onder voorbehoud - gepland voor 1 november 2022. Mocht de Eerste Kamer in november besluiten dat de wet inderdaad op 1 januari 2023 ingaat, dan heeft dat gevolgen voor de totale leges. Zowel de begrote opbrengsten, kosten en kostendekkendheidsberekening als de legesverordening en tarieventabel zullen dan aangepast moeten worden. Financiële gevolgen zullen dan worden verwerkt in de kadernota 2023.

Voor deze begroting is er van uitgegaan dat de Omgevingswet en de WKB op 1 januari 2023 niet in werking zullen treden. De kostendekkenheid is berekend op basis van de bekende gegevens en de gerealiseerde cijfers van de afgelopen jaren. Bij de begroting is uitgegaan van de gemiddelde woningbouwprognose van 362 woningen en de gemiddelde bouwkosten van de afgelopen vier jaar. Om alle omgevingsvergunningen onder de huidige wetgeving te kunnen toetsen, verstrekken en toezicht te houden op de bouwactiviteiten is extra personeel nodig. Deze kosten maken ook onderdeel uit van de kostenberekening.

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 2 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2 Model kostenonderbouwing leges titel 2

Onderdeel

Omschrijving

Toerekening

Personeelskosten

ODH

10%

Accountteam

10%

Plantoetsers

100%

Applicatiebeheerder

100%

Administratieve ondersteuning

100%

Teamleider Ruimte

50%

Informatie WABO

100%

Behandeling principeverzoeken

25%

Inhuur

100%

Toezichthouders

70%

Ontheffingen/Vergunningverlening

90%

Aanlegvergunningen

100%

Bezwaar/beroep

0%

Straatnaamgeving

35%

Bestemmingsplanwijzigingen op verzoek

100%

Belastingen

6%

Overige kosten

Adviezen/onderzoek derden

100%

Brandweer conform begroting VRH

100%

Overige goederen en diensten

100%

Welstandscommissie

100%

De kostendekkendheidspercentages van Titel 2, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.2.a Kostendekkendheid Leges Titel 2

Titel 2 Fysieke leefomgeving / omgevingsvergunning(bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekking

hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

0

0

0,00%

hoofdstuk

2

Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag

0

0

0,00%

hoofdstuk

3

Omgevingsvergunning

2.342.688

2.220.954

94,80%

hoofdstuk

4

Vermindering

0

0

0,00%

hoofdstuk

5

Verhoging

0

0

0,00%

hoofdstuk

6

Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

0

0

0,00%

hoofdstuk

7

Bestemmingsplanwijzigingen

53.840

47.450

85,56%

hoofdstuk

8

In deze titel niet benoemde beschikkingen

0

0

0,00%

Kostendekking Titel 2

2.396.528

2.268.404

94,65%

1.4.6.3 Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn

De uitgangspunten voor de kostenonderbouwing voor de legesverordening, Titel 3 zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3 Model kostenonderbouwing leges Titel 3

Onderdeel

Toerekening

Personeelskosten

Gemiddelde uren per product

100%

Materiaalkosten

100%

De huidige kostendekkendheidspercentages van Titel 3, per hoofdstuk zijn als volgt:

Tabel 1.4.6.3.a Titel 3 Europese dienstenrichtlijn
(bedragen x € 1)

Lasten

Baten

Kostendekkendheid

hoofdstuk

1

Horeca

10.702

6.811

63,64%

hoofdstuk

2

Organiseren evenementen of markten

6.710

5.909

88,06%

hoofdstuk

3/4

Markt- en standplaatsgelden

44.223

41.376

93,56%

hoofdstuk

5

Prostitutiebedrijven

0

€ 0

0,00%

hoofdstuk

6

Huisvesting

1.194

1.102

92,29%

hoofdstuk

5

In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

2.059

1.260

61,19%

Kostendekking Titel 3

64.888

56.458

87,01%

1.5 Lokale lastendruk

Om de gemiddelde woonlasten in de gemeente te kunnen berekenen, wordt voor de OZB uitgegaan van de gemiddelde woningwaarde in de gemeente. In de gemeente Pijnacker-Nootdorp is de gemiddelde woningwaarde € 368.000 in 2021. De lastendruk bedraagt in 2021 voor een meerpersoonshuishouden € 925 (in 2020 € 896). Evenals voorgaande jaren wordt in het raadsvoorstel voor het vaststellen van de belastingtarieven nader ingegaan op de lokale lastendruk.

1.5.1 Woonlasten en tarieven in de regio

Voor de vergelijking van de woonlasten per huishouden van de gemeente Pijnacker-Nootdorp met die van de omliggende gemeenten is gebruik gemaakt van de gegevens, van waarstaatjegemeente.nl.

In onderstaand overzicht zijn de gemiddelde woonlasten per huishouden in 2022 weergegeven in de gemeente Pijnacker-Nootdorp en in de omliggende gemeenten. In de berekening van de woonlasten zijn meegenomen de onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Voorgaande jaren werden de gemiddelde woonlasten per inwoner in de tabel opgenomen. Deze informatie is echter niet meer beschikbaar.

Tabel 1.5.1*

Woonlasten in de regio 2022

Gemiddelde WOZ-waarde

Gemiddelde OZB per huishouden

rioolheffing per huishouden

Afvalstoffenheffing per huishouden

Totaal per huishouden

Vergelijking met P-N

Pijnacker-Nootdorp

368.000

365

228

378

971

100,0%

Delft

262.000

396

248

401

1.045

107,6%

Lansingerland

380.000

411

257

309

977

100,6%

Leidschendam-Voorburg

315.000

302

180

385

867

89,3%

Midden-Delfland

387.000

545

209

358

1.112

114,5%

Rijswijk

271.000

330

196

475

1.001

103,1%

* Bron: Waarstaatjegemeente.nl

De tarieven van de omliggende gemeenten zijn de volgende:

Tabel 1.5.1 a
Tarieven in de regio 2022

Pijnacker-Nootdorp

Delft

Lansingerland

Leidschendam-Voorburg

Midden-Delfland

Rijswijk

OZB:

Eigendom woning

0,0932%

0,11915%

0,1003%

0,0795%

0,1205%

0,0932%

Eigendom niet-woning

0,2128%*

0,2902%*

0,2325%

0,3821%

0,2267%

0,5546%

Gebruik niet-woning

0,1558%*

0,2273%*

0,1889%

-

0,1627%

-

Afvalstoffenheffing:

1-persoonshuishouden

260

226

232

304

281

292

Meerpersoons-Huishouden

352

354

290

367

372

387

Rioolheffing:

228

220

249

174

228

190

* De tarieven van de betreffende gemeenten zijn inclusief de genoemde opslag voor het ondernemersfonds.

1.6 Indicatoren

1.7 Kwijtscheldingsbeleid

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp kan kwijtschelding worden verleend voor afvalstoffenheffing en rioolheffing als een belastingschuldige (particulier) financieel gezien niet in staat is om de belastingaanslag te betalen. Of een belastingschuldige in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, wordt beoordeeld aan de hand van een inkomens- en een vermogenstoets op grond van door het Rijk vastgestelde normen. De daarbij te hanteren kosten van bestaan worden vastgesteld op 100% van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 1 van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen. Wanneer bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek blijkt dat de belastingschuldige geen betalingscapaciteit heeft, wordt kwijtschelding verleend.

Het aantal kwijtscheldingsverzoeken is ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk gebleven. Kwijtschelding dient volgens de wet te worden verleend op verzoek. Om de administratieve lastendruk te verlagen is een contract afgesloten bij Stichting Inlichtingenbureau. Dit is een informatieknooppunt voor gemeenten, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan dit bureau wordt een bestand toegezonden. Het inlichtingenbureau voert op basis van de vastgestelde normen een controle uit op de inkomsten. Na een interne toets wordt dan bepaald of een belastingschuldige direct kwijtschelding kan worden verleend, zonder dat daarvoor een verzoek hoeft te worden ingediend.

De kosten voor kwijtschelding worden binnen de afvalstoffenheffing en de rioolheffing meegenomen in de berekening van de kostendekkendheid.

Tabel 1.7 Kwijtscheldingen

Afvalstoffenheffing

Rioolheffing

Bedrag

€ 197.397

€ 175.226

Percentage van de opbrengst

2,5%

3,29%

1.8 Perceptiekosten

Om belastingen te kunnen heffen en invorderen moeten kosten worden gemaakt. Deze kosten worden perceptiekosten genoemd. De perceptiekosten vormen een criterium om de interne doelmatigheid van de belastingheffing te meten. De perceptiekosten in 2023 bedragen 3,54%.

Tabel 1.8 Perceptiekosten

2023

2024

2025

2026

Perceptiekosten in %

3,54

3,49

3,43

3,37