Hoofdlijnen van de financiële positie

Financieel kader

In dit deel gaan we in op de vraag hoe de gemeente haar inkomsten verkrijgt om de inhoudelijke doelen te realiseren. Grofweg zijn de Algemene uitkering, grondexploitaties en de opbrengsten uit belastingen en heffingen de grootste inkomstenbronnen. In grafiekvorm ziet de verdeling er in procenten als volgt uit. 

Woningbouwprognose 2024-2027

In de cijfers van de Kadernota 2023 zijn de woningbouwprognoses geactualiseerd. Er is geen aanleiding om deze prognose bij de Programmabegroting 2024 te herzien. Voor de komende vier jaren wordt rekening gehouden met een gemiddeld aantal op te leveren woningen van 352 stuks per jaar.

Algemene uitkering uit het Gemeentefonds

De algemene uitkering uit het gemeentefonds is voor Pijnacker-Nootdorp de grootste bron van inkomsten. De hoogte van deze uitkering wordt bepaald op basis van objectieve verdeelmaatstaven zoals bijvoorbeeld het aantal inwoners, de (sociale) samenstelling van de bevolking en het aantal woonruimten. Bij de bepaling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor Pijnacker-Nootdorp is uitgegaan van onder andere de volgende maatstafgegevens:

Aantallen per 1 januari

2024

2025

2026

2027

aantal inwoners

58.552

59.432

60.312

61.192

aantal inwoners: jongeren < 18 jaar

13.244

13.140

13.026

12.903

aantal bijstandsontvangers

437

443

453

460

aantal woonruimten

22.774

23.126

23.458

23.830

Aantal personen met een migratieachtergrond

8.373

8.598

8.819

9.034

Algemene uitkering in de begroting 2024-2027

De hoogte van de raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor Pijnacker-Nootdorp voor de periode 2024-2027 is gebaseerd op informatie uit de meicirculaire gemeentefonds 2023 van het ministerie van BZK. De verwachte inkomsten algemene uitkering uit het gemeentefonds bedragen:

(bedragen X € 1.000)

2024

2025

2026

2027

inkomsten uit meicirculaire 2023

88.610

93.366

90.951

93.085

Een uitgebreide toelichting op de mutaties van de algemene uitkering vanuit het Gemeentefonds is opgenomen in onderdeel Algemene uitkering in de begroting 2024-2027.

Heffingen, belastingen en leges

Een belangrijk deel van de inkomsten van de gemeente Pijnacker-Nootdorp bestaat uit lokale heffingen en belastingen. Deze lokale heffingen worden opgebracht door de inwoners en bedrijven van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De gemeente Pijnacker-Nootdorp kent de volgende gemeentelijke belastingen, heffingen en retributies: OZB, afvalstoffenheffing, rioolheffing, leges omgevingsvergunningen, leges burgerzaken, toeristenbelasting. Een nadere toelichting op de lokale heffingen wordt gegeven in de paragraaf ‘Lokale heffingen’.

Financieel Perspectief

In de Kadernota 2023 zijn de financiële mutaties als gevolg van onder andere de autonome ontwikkelingen, algemene uitkering, prijs- en areaalindexatie, het sociaal domein en de investeringsplanning en renteresultaat in beeld gebracht. Na vaststelling van de Kadernota op 6 juli 2023 zijn deze mutaties verwerkt in de Programmabegroting 2024. Het meerjarig begrotingssaldo is hieronder in tabelvorm opgenomen en wordt daarna per onderdeel afzonderlijk toegelicht.

Samenvatting

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

1. Saldo primaire begroting 2023 + aangenomen amendementen

3.172

3.492

-3.844

-3.833

2. Mutaties Kadernota 2023

1.614

1.833

3.207

-1.016

Saldo Kadernota 2023

4.786

5.325

-637

-4.849

3. Meicirculaire 2023 en nadere invulling van de gevolgen

-134

929

339

2.425

4. Actualisatie belastingen, heffingen en areaal

49

47

45

324

5. Gevolgen P-begroting (incl. raad en college) en gevolgen overhead

-1.852

-2.667

-2.730

-2.798

6. Herziening kapitaallasten en renteomslag

754

489

194

-201

7. Sociaal Domein Jeugd en WMO

-2.790

-1.790

-1.790

-1.790

8. Collegebesluiten, autonome en overige ontwikkelingen na opstellen KN2023

1.141

1.309

1.354

1.381

Saldo begroting

1.954

3.642

-3.225

-5.508

Het financiële overzicht is als volgt opgebouwd:

  1. Als beginpunt het saldo van de primaire begroting 2023

  2. Financiële mutaties zoals opgenomen in de Kadernota 2023

Onderdeel 1 is uitgebreid toegelicht in de Programmabegroting 2023 en onderdeel 2 is toegelicht in de Kadernota 2023 en wordt daarom niet in deze programmabegroting herhaald. De onderstaande gegevens zijn mutaties na vaststelling van de Kadernota 2023 en worden wel toegelicht.

  1. Meicirculaire 2023 en nadere invulling van de gevolgen

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Accres loon- en prijscompensatie en mutaties Kadernota 2023

-1.361

-1.227

-1.109

265

Hoeveelheidsverschillen en uitkeringsbasis

2.167

2.847

3.143

3.854

Taakmutaties

2.519

1.869

-27

-15

Overig

-3.459

-2.560

-1.668

-1.669

Totaal gevolgen

-134

929

339

2.435

Accres loon- en prijscompensatie en mutaties Kadernota 2023

Door middel van een maartbrief gemeentefonds (regel 2) zijn gemeenten geïnformeerd met welke verwachte accressen 2023-2027 zij naar verwachting rekening konden houden bij de kader- voorjaarnota’s. In de concept Kadernota 2023 zijn op basis hiervan de accressen 2023-2027 opgenomen. De in de Meicirculaire 2023 (regel 1) toegekende bedragen zijn voor de jaren 2023 tot en met 2026 ruim € 1 miljoen nadelige (wij krijgen minder gecompenseerd dan vooraf was aangegeven), met uitzondering van 2027 dat een kleine plus laat zien van € 265.000.

Hoeveelheidsverschillen en uitkeringsbasis

Bij het begrip ontwikkeling van de uitkeringsbasis gaat het om de mutaties van de landelijke aantallen inwoners, woonruimten, leerlingen, uitkeringsgerechtigden, WOZ-waarden enzovoort. Als gevolg van de overgang naar het nieuwe verdeelstelstel per 1-1-2023 zijn in deze circulaire relatief grote hoeveelheidsverschillen te zien. Dit geldt niet alleen voor Pijnacker-Nootdorp, maar voor vele gemeenten. Dit is het gevolg van de invoering van nieuwe maatstaven met onder andere een andere wegingssystematiek, waardoor deze niet één-op-één vergeleken kunnen worden met de oude maatstaven. Daarnaast zijn ook van enkele bestaande maatstaven de formules veranderd. Met ingang van de septembercirculaire 2023 kan dit onderdeel weer vergeleken worden met de voorgaande circulaire.

Taakmutaties en overige informatie

Het Rijk en de VNG hebben 18 april jl. een financieel principeakkoord bereikt voor de Hervormingsagenda Jeugd. In de meicirculaire 2023 wordt voor jeugdzorg, onder voorbehoud van omzetting naar een definitief akkoord op de Hervormingsagenda, voor 2024 € 1.363 miljoen (aandeel PN € 2,282 miljoen) en voor 2025 € 859 miljoen (aandeel PN € 1,422 miljoen) aan de algemene uitkering toegevoegd.

Voor de jaren 2026 en verder blijven de middelen gereserveerd en zal toevoeging aan de algemene uitkering plaatsvinden na het advies van de deskundigencommissie en besluitvorming daarover. Ook zijn afspraken gemaakt over de aanvullende besparing van € 100 miljoen voor 2024 (die onder verantwoordelijkheid van het rijk vallen). Deze is voor 2024 vervallen, maar heeft voor gemeenten geen budgettair effect, omdat hier ook lagere lasten voor gemeenten tegenover staan.

  1. Actualisatie belastingen, heffingen en areaal

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

OZB en Toeristenbelasting

175

173

171

450

Kostendekkendheid afval en riolering

114

114

114

114

Opbrengsten bouwleges nieuwbouw

-240

-240

-240

-240

Totaal gevolgen

49

47

45

324

OZB en Toeristenbelasting

De OZB opbrengsten worden naar boven bijgesteld op basis van 3,8% inflatie (conform de augustusraming van het CPB). Jaarlijks wordt een nieuwe jaarschijf aan de meerjarenraming toegevoegd en geindexeerd. Dit verklaart de hogere bijstelling in 2027 tot op niveau van 2024.

Kostendekkendheid afval en riolering

De taakvelden afval en riolering zijn kostendekkend. Dit betekent dat alle gemaakt kosten worden doorbelast aan de eindgebruiker. De kostendekkendheid van beide taakvelden is 100%. Een nadere toelichting hierover staat in de paragraaf 'Lokale heffingen'.

Bouwlegesopbrengsten nieuwbouw

In de Kadernota 2023 is de gemiddelde woningbouwprognose naar beneden bijgesteld tot 352 stuks per jaar. Op basis hiervan zijn de bouwlegesopbrengsten verlaagd.

  1. Gevolgen P-begroting (inclusief raad en college) en gevolgen overhead

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Actualisatie salarissen, overige personeelskosten en urentoerekening

-1.852

-2.667

-2.730

-2.798

Totaal gevolgen

-1.852

-2.667

-2.730

-2.798

Actualisatie salarissen, overige personeelskosten en urentoerekening

In de nieuwe personeelsbegroting is de Cao-verhoging per 2 januari 2023 verwerkt. Daarnaast is de reguliere formatie-uitbreiding als gevolg van areaaluitbreiding en de extra formatieuitbreiding bij het taakveld Handhaving en Veiligheid opgenomen.

  1. Herziening kapitaallasten en renteomslag

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Rentebaten op schatkistbankieren

1.000

575

300

-

Omslagrente verlaagd

-350

-400

-450

-450

Actualisatie overige kapitaallasten investeringplanning

104

314

344

249

Totaal gevolgen

754

489

194

-201

De investeringsplanning is geactualiseerd ten opzichte van de Kadernota 2023. Daarbij is met name aandacht besteed aan de investeringen in de jaarschijven 2023-2025. Door deze beter in tijd te spreiden gaan wij uit van een realistischer planning waarmee het jaarlijks overschot bij de jaarafsluiting wordt teruggedrongen. Daarnaast is de nieuwe jaarschijf 2027 toegevoegd met de daarin behorende investeringen.

Rentebaten op schatkistbankieren

Als gevolg van de oplopende marktrente en het positieve rekeningcourantsaldo kunnen de renteopbrengsten voor de korte termijn worden verhoogd.

Omslagrente verlaagd

De omslagrente is in de Kadernota 2023 verlaagd van 1,5% naar 1,0% en in deze begroting van 1,0% naar 0,5%. De lagere rentelasten die dit oplevert voor het kostendekkkende taakveld riolering betekenen een nadeel voor het begrotingssaldo. In paragraaf 4. Financiering wordt dit nader toegelicht.

Actualisatie overige kapitaallasten investeringsplanning

Na de beoordeling bij de Kadernota 2023 zijn bij het opstellen van deze begroting de investeringen opnieuw getoetst op een realistische planning. Daarbij is tevens rekening gehouden met de verwachte restantbudgetten in 2023 die doorschuiven naar 2024 . Dit heeft geresulteerd in nieuwe kapitaallasten en investeringsplanning die terug te vinden is in bijlage 1.

  1. Sociaal Domein Jeugd en WMO

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Jeugdzorg

-1.100

-1.100

-1.100

-1.100

Participatie (BUIG)

-1.000

-

-

-

Bijzondere bijstand

-150

-

-

-

Wmo Begeleiding

-150

-300

-300

-300

Wmo HbH

-200

-200

-200

-200

Wmo Vervoersvoorzieningen

-75

-75

-75

-75

Structurele bezetting PO Jeugd

-115

-115

-115

-115

Totaal gevolgen

-2.790

-1.790

-1.790

-1.790

Jeugdzorg

De kosten in de Jeugdzorg stijgen vanwege een combinatie van hoge indexatie, tariefstijging door o.a. groepsverkleining bij Jeugdzorg met verblijf en door toename van vraag naar zwaarder zorg. De opbouw van de reeks in begroting baseren we alleen op de reële indexatie van de geraamde kosten voor de gecontracteerde kosten in het kader van het regionaal transitiearrangement en de reële kosten van het landelijk transitiearrangement, zoals we die bij het opstellen van deze begroting in beeld hebben. In 2023 is voor de basis indexatie regionaal een percentage afgesproken van 5,85%. Omdat er nog geen indexpercentage is vastgesteld voor het jaar 2024 gaan we uit van dit percentage als onvermijdbare kosten. Deze komen uit op afgerond 800K. De kosten voor het l.t.a. van 300K zien we ook als onvermijdelijk. Bij elkaar komt dit op 1.100 mln. Mogelijk hogere kosten nemen we op in de risicoparagraaf.

Participatie (BUIG)

In 2024 verwachten we een tekort op de uitgaven uit het budget voor de BUIG (uitkeringen en loonkostensubsidie). Het tekort ontstaat door een lagere vaststelling van de BUIG in vergelijking met het jaar 2022. Tegelijkertijd hebben we het aantal bijstandsgerechtigden zien stijgen van 429 per 1 januari 2022 naar 466 per 1 juli 2023. De voornaamste redenen zien we in de versnelling van de taakstelling huisvesting statushouders en de groei van de gemeente. De taakstelling huisvesting statushouders is gegroeid van 75 in 2022 naar 155 in 2023. We verwachten op basis van berichten van de Rijksoverheid dat dit niveau zich doorzet in 2024. De groei van de gemeente zien we ook als factor die de instroom verhoogd. Wij zetten op dit moment in op intensivering van de uitstroom uit de bijstand om het tekort op de uitvoering van de Participatiewet te verlagen.

Om deze redenen verhogen wij het budget in 2024 met 1 miljoen Euro. Het exacte tekort is omgeven met onzekerheid. Dit heeft te maken met onzekerheid over de inkomsten en de uitgaven. Bij het opstellen van deze begroting hebben we te maken met onzekerheid over de inkomsten voor de BUIG voor het jaar 2024. Dit komt omdat bij het schrijven van dit stuk, de septembercirculaire en de september beschikking voor de BUIG nog niet zijn gepubliceerd. We ramen het tekort daarom gelijk aan het tekort in 2023.

In verband met de onzekerheid over de instroom aan bijstandsgerechtigden nemen we een risico op in de risicoparagraaf bij deze begroting.

Bijzondere bijstand

De uitgaven voor de bijzondere bijstand groeien. Dit komt hoofdzakelijk door de stijgende inrichtingskosten in combinatie met een gelijkblijvend budget in de begroting. De stijgende inrichtingskosten hangen samen met de stijgende taakstelling voor vergunninghouders.

Wmo Begeleiding

Voor Wmo Begeleiding verwachten we een kostenstijging als gevolg van een combinatie van factoren: een toename van het aantal inwoners dat een beroep doet op deze voorzieningen, een verzwaring van de zorgvraag en een relatief hoog niveau voor indexatie.

Het jaar 2024 is een overgangsjaar voor de toetreding tot het H5 contract. In lijn hiermee wijzigt de bekostigingssystematiek in dat jaar geleidelijk van een PxQ-systematiek naar een resultaatgerichte bekostiging.

In 2025 houden we rekening met een kosteneffect als gevolg van de wijziging van de bekostigingssystematiek in het H5 contract.

Wmo Hulp bij het huishouden

Bij hulp bij het huishouden verwachten we ook hogere uitgaven als gevolg van een combinatie van factoren: in de eerste plaats stijgen de tarieven met ingang van 1 januari 2024 daarnaast stijgt het aantal inwoners dat een beroep doet op deze voorziening als gevolg van de vergrijzing.

Het tarief voor hulp bij het huishouden ligt nog niet definitief vast, daarom nemen we 50% van de kostenstijging op basis van de kostprijsberekening mee in de begroting 2024.

Wmo vervoersvoorzieningen

Voor de Wmo vervoersvoorzieningen is het niveau voor de indexatie in het jaar 2023 met 14% hoger dan daarvoor. De hulpmiddelen, waaronder de vervoersvoorzieningen, zijn in 2023 opnieuw aanbesteed. We verwachten hierdoor lagere tarieven. Tegelijkertijd houden we als gevolg van de vergrijzing wel rekening met kostenverhoging door een toename van het beroep op deze voorziening.

Structurele bezetting PO Jeugd

In juli 2021 heeft u besloten om de capaciteit van de Praktijkondersteuners Jeugd (POJ) tijdelijk op te verhogen met 1,4 fte. De totale capaciteit kwam daarmee op 4 fte POJ. Besloten is toen om de kosten hiervoor te dekken uit de programmabudgetten voor Jeugdhulp voor de periode van 2,5 jaar.

8. Collegebesluiten, autonome ontwikkelingen en overige ontwikkelingen na opstellen Kadernota 2023

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Collegebesluiten

Instellen Rekenkamer

-15

-15

-15

-15

Subtotaal

-15

-15

-15

-15

Autonome ontwikkelingen

Stelpost inflatie 2022 afbouwen

1.399

1.399

1.399

1.399

Bijstellen huuropbrengsten kinderopvang vanwege vertraging bouw

-148

-29

-13

-13

Diverse kleine mutaties

-95

-46

-17

10

Subtotaal

1.156

1.324

1.369

1.396

Totaal gevolgen

1.141

1.309

1.354

1.381

Instellen Rekenkamer

Per 1 januari 2023 is de Wet versterking decentrale rekenkamers van kracht. Deze wet heeft de mogelijkheid van een rekenkamerfunctie geschrapt en verplicht elke gemeente een (gemeenschappelijke) rekenkamer in te stellen. Daar Pijnacker-Nootdorp een rekenkamercommissie kent, is een nieuwe verordening noodzakelijk. Hierin hebben diverse wettelijke vereisten hun uitwerking gekregen.

Stelpost inflatie 2022 afbouwen

In de Kadernota 2023 is een stelpost opgenomen van € 5,05 miljoen ter dekking van de sterk oplopende prijzen van arbeid, materiaal en energie. Deze is ingezet ter dekking van de hogere salarislasten, de sterk gestegen energieprijzen en hogere contractprijzen in 2022. Op dit moment resteert van het oorsponkelijke budget nog € 2,4 miljoen. Hoewel zeker nog niet alle prijsverhogingen als gevolg van de inflatie 2022 in de begroting zijn verwerkt kan deze stelpost worden verlaagd tot € 1,0 miljoen.

Bijstellen huuropbrengsten kinderopvang vanwege vertraging bouw.

De nieuwbouw van verschillende onderwijsgebouwem is vertraagd. Daarmee worden ook de lokalen voor kinderopvang later opgeleverd en daaruit voortvloeiende huurpenningen later ontvangen.

Stelpost Enecogelden

Middels het amendement 'Investeringsplanning- en financieringsplan 2020-2025' is bij de Kadernota 2021 besloten een deel van de opbrengst uit de aandelen Eneco in te zetten om binnen de begroting structureel ruimte te creeëren. Deze ruimte wordt in deze meerjarenbegroting apart gepresenteerd als stelpost 'Enecogelden'. Aan de Raad worden voorstellen voorgelegd voor aanwending van deze stelpost. Als de stelpost Enecogelden niet wordt ingezet valt dit jaarlijks automatisch vrij bij de jaarrekening als positieve bijdrage aan het saldo.

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Begrote beginstand per 01/01

1.464

1.424

1.424

1.424

Besluiten

Handhavinguitvoeringsplan BOA 2023

-498

-498

-498

-498

Verbreden sport- en cultuurfonds

-42

-67

-67

-67

Intensivering toezicht en handhaving project emissieloze kas

-50

-50

-50

-50

Integraal handhavingsplan

-190

-190

-190

-190

Subsidie verduurzaming slecht geisoleerde woningen

-500

-

-

-

Inrichting groengebied Oude Polder

-96

-

-

-

Ondersteuning kinderburgemeester

-22

-22

-22

-22

Stand per einde jaar *

66

597

597

597

*Na opstellen van deze begroting is vanaf 2024 in het kader van de Woonzorgvisie € 60.000 structureel ingezet voor het aanstellen van een doorstroommakelaar. Deze mutatie wordt verwerkt in de Kadernota 2024.

Structureel en reëel sluitende Begroting 2024

De Provincie Zuid-Holland stelt als toezichthouder de eis dat de meerjarenbegroting sluitend is of dat de begroting van het komend jaar structureel en reëel sluitend is om in aanmerking te komen voor repressief toezicht. Om de begroting reëel sluitend te maken, dienen de incidentele baten en lasten te worden gecorrigeerd op het totaal saldo van baten en lasten van de Begroting 2024.

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

Saldo van de begroting 2024 inclusief incidentele baten en lasten

1.954

Hierin opgenomen incidentele baten

-9.732

Hierin opgenomen incidentele lasten

10.470

738

Saldo begroting 2024 gecorrigeerd voor incidentele baten en lasten

2.692

Na correctie van de incidentele baten en lasten vertoont het totaal saldo van baten en lasten van de Begroting 2024 een positief saldo van € 2.692.000, waarmee wordt voldaan aan de eis van de toezichthouder. Een compleet overzicht in tabelvorm van de incidentele baten en lasten treft u aan in onderdeel C. ‘De financiële begroting’.

Mutaties in de reserve Financiële gevolgen Corona en Algemene reserve

Reserve Financiële gevolgen Corona

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Begrote beginstand per 01/01

807

807

807

807

Geen inzet begroot in de meerjarenbegroting

-

-

-

Stand per einde jaar

807

807

807

807

Vanaf het vormen van deze reserve in 2020 is in totaal € 4,3 miljoen toegevoegd, waarvan € 1,5 miljoen uit de algemene reserve. In de periode 2020-2022 is € 2,5 miljoen uitgegeven. In 2023 is € 1,0 miljoen onttrokken voor de actieplan bestaanszekerheid. De begrote beginstand 2024 bedraagt € 807.000.

Algemene reserve

Omschrijving (- = nadeel) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Beginstand per 01/01

53.233

58.029

63.194

61.328

Begrotingssaldo

1.954

3.642

-

-

GrExen: winstuitname

4.964

2.176

1.961

621

Jaarlijks saldo strategisch vastgoed

133

133

133

133

Weidevogelkerngebied

185

-

-

-

Een lagere onttrekking aan de AR i.v.m. een lagere investering

210

-

-

-

GrExen: mutatie Voorziening Nadelige complexen

-177

-168

-171

-39

GrExen: Vennootschapsbelasting

-1.241

-544

-490

-155

Realisatiefase weidevogelgebied

-35

-

-

-

Dekking afschrijvingslasten Investeringen

-1.197

-74

-74

-74

Storting in bestemmingsreserve Egalisatie berotingssaldo 2026 e.v.

-

-

-637

-4.849

Aanvulling begrotingssaldo 2026 en 2027

-

-

-2.588

-659

Stand per einde jaar

58.029

63.194

61.328

56.306

De komende jaren worden zowel bedragen toegevoegd als onttrokken aan de algemene reserve.

Weerstandsvermogen

De mutaties in de algemene reserve zijn onder andere het gevolg van de jaarlijkse aanvulling of vrijval van de voorziening ‘Nadelige complexen’, het verplicht nemen van winsten binnen de grondexploitaties en de begrotingssaldi 2024 tot en met 2027.

Verloop van de algemene reserve Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Weerstandscapaciteit per 01/01

53.233

58.029

63.194

61.328

Mutaties in de algemene reserve

2.842

1.523

-1.866

-5.022

Begrotingssaldo

1.954

3.642

-

-

Weerstandscapaciteit per 31/12

58.029

63.194

61.328

56.306

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing is de benodigde weerstandscapaciteit bepaald op € 10,7 miljoen. De ratio weerstandsvermogen wordt dan ook (meerjarig) gebaseerd op deze benodigde weerstandscapaciteit.

Verloop ratio weerstandsvermogen

2024

2025

2026

2027

A. Weerstandscapaciteit per 31/12

58.029

63.194

61.328

56.306

B. Benodigde weerstandscapaciteit

10.688

10.688

10.688

10.688

C. Ratio weerstandsvermogen = A/B

5,43

5,91

5,74

5,27

Het benodigde weerstandsvermogen is geactualiseerd (inclusief actualisatie Grondexploitaties per 01-07-2023) conform de in de nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement 2014 opgenomen systematiek en wordt voor alle jaren gekwalificeerd als ‘uitstekend’.

Schuldpositie

Samengevat zijn er drie kasstromen die de schuldomvang beïnvloeden:

  • In- en uitgaande geldstroom in het kader van de realisatie van begrotingsprogramma’s (exploitatie en onderhoud);

  • In- en uitgaande geldstroom van investeringen (grondexploitaties en aanleg van voorzieningen zoals wegen en scholen);

  • In- en uitgaande geldstroom als gevolg van het aangaan van schulden (financiering).

De totale schuld wordt dus hoger of lager door het geheel van positieve en negatieve kasstromen in de exploitatie, de investeringen en de financiering. De verschillende kasstromen en de schuld van de gemeente ontwikkelt zich in grote lijnen als volgt:

Bedragen x € 1.000 (- = negatieve kasstroom)

2024

2025

2026

2027

Kasstroom saldo exploitatie/onderhoud

-1.006

4.026

-888

-1.806

Kasstroom saldo investeringen/grondexploitaties

-28.348

-30.300

-17.860

-5.313

Kasstroom saldo rentebaten -/- rentelasten

126

-129

-291

-479

Mutatie netto schuld

-29.228

-26.403

-19.039

-7.598

Schuldomvang

In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de totale schuldomvang zich ontwikkelt op grond van de huidige meerjarenbegroting, de actualisatie van de grondexploitaties per 1-7-2023 en de investeringsplanning.

Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

Verwachte vordering rekening courant "Schatkistbankieren" per 01/01

82.274

40.171

893

-28.021

Aflossing leningportefeuille

-12.875

-12.875

-9.875

-9.542

Mutatie netto schuld

-29.228

-26.403

-19.039

-7.598

Verwachte vordering rekening courant "Schatkistbankieren" per 31/12

40.171

893

-28.021

-45.161

De VNG spreekt van houdbare gemeentefinanciën als een gemeente ook bij een scenario met economisch slecht weer (met tegenvallende rijksinkomsten, lagere grondverkopen en stijgende rentepercentages) genoeg geld overhoudt om aan de schuldverplichtingen te kunnen voldoen, zonder dat de noodzakelijke publieke voorzieningen daarbij in de knel komen. In deze benadering is alleen sturen op baten en lasten niet genoeg. Hiervoor is ook inzicht in de geldstromen en de hoogte van de schuld nodig. Voor houdbare gemeentefinanciën moet de toename van de schulden in verhouding blijven met de jaarlijkse inkomsten van een gemeente. Stijgende rentelasten geven extra druk op de exploitatie. Als de exploitatie geen ruimte biedt, moet er meer worden geleend. Dat veroorzaakt meer rentelasten en zo ontstaat een negatieve spiraal. Met andere woorden: het is belangrijk om in de gaten te houden hoeveel ruimte er binnen de begroting is om bestaande schulden af te lossen. De staat wijkt af van voorgaande jaren, de reden hiervoor is om inzichtelijk te maken dat er na 2026 wellicht weer geld moet worden aangetrokken.

Schuldnormering

In het Collegeprogramma 2014-2018 hebben we aangegeven dat er een strategie nodig is voor het terugbrengen van de schuldenlast. We kondigden daarbij aan om vanaf 2016 een criterium voor een houdbare schuldpositie op te nemen in de begroting.

Als streefnorm voor de schuldomvang hanteren we dat de schuldquote (= ratio schuld/inkomsten) maximaal 100% bedraagt. Momenteel zit de gemeente Pijnacker-Nootdorp onder deze streefnorm en is de verwachting dat de schuldquote de komende jaren ook onder de streefnorm zal blijven.

Verwachte hoogte van de leningenportefeuille

De leningenportefeuille lange termijn bedraagt op 1 januari 2024 ruim € 68 miljoen en neemt de komende jaren af met € 43 miljoen tot ruim € 25 miljoen eind 2027. Deze afname is gebaseerd op het aflossingsschema dat met de geldverstrekkers contractueel is afgesproken.